Nieuwsitems

Volgend jaar meer duidelijkheid over meerouderschap en meerpersoonsgezag

18 april, 2024

Het kabinet gaat kijken naar de mogelijkheid om meerpersoonsgezag in te voeren. Een werkgroep werkt nu aan de voorbereiding van een wettelijke regeling hierover. Minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind verwacht dat hij begin 2025 de onderzoeksresultaten en uitgewerkte beleidsopties met de Tweede Kamer kan delen.

Het wettelijk mogelijk maken van meerouderschap en meerpersoonsgezag voor maximaal 4 ouders zou volgens de minister een stap vooruit betekenen voor kinderen die opgroeien in een meeroudersituatie. Het kabinet doet al langer onderzoek naar deze opties. Weerwind wil bijvoorbeeld weten hoe het belang van het kind het beste kan worden geborgd in een regeling. De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming werkt momenteel aan een advies, dat rond deze zomer wordt verwacht.

Het volledig gelijkstellen van 4 ouders is geen eenvoudige operatie, lichtte Weerwind tijdens een commissievergadering over personen- en familierecht toe. Op verschillende beleidsterreinen moeten keuzes worden gemaakt. Uiteindelijk is het aan de Tweede Kamer om te bepalen of er ook echt een nieuwe regeling komt.

Krijg ik rente over mijn geld op de derdengeldenrekening van de notaris? 

11 januari, 2024

Een notaris hoeft geen rente te vergoeden bij kortlopende transacties van maximaal vijf werkdagen en ook niet over de overdrachtsbelasting. Dit is meestal het geval bij de levering van een woning of de vestiging van een hypotheek. De eerste werkdag is de werkdag waarop de notaris het bedrag ontvangt. Als het geld langer dan vijf werkdagen op de derdengeldenrekening staat, dan wordt over het hele bedrag en de hele periode de rente vergoed. De notaris moet dan een gebruikelijke rente vergoeden en kan daarvoor administratiekosten in rekening brengen.

Aanpassing vermogenstoets: ook geblokkeerd vermogen van meerderjarig kind telt niet mee

2 januari, 2024

Krachtens artikel 9.1.a.2 Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt op verzoek het vermogen van een minderjarig kind niet meegeteld bij de vermogenstoets, mits de ouder, diens partner-medebewoner en het kind zelf niet hierover kunnen beschikken. Thans is het woord ‘minderjarig’ geschrapt omdat de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het maken van onderscheid tussen minderjarige en meerderjarige kinderen in strijd is met het evenredigheidsbeginsel (ECLI:NL:RVS:2023:79). In deze zaak kon een meerderjarig kind niet over geërfd vermogen beschikken omdat ter uitvoering van een testamentair bewind het geld op een BEM-rekening stond.
Ministerie van Financiën 15 december 2023, nr 2023-0000275008 (Stcrt 2023, nr 34571)

Afschaffing schenkingsvrijstelling eigen woning; wanneer moet de schenking zijn besteed?

2 januari, 2024

Sinds 1 januari 2024 is de schenkingsvrijstelling eigen woning definitief afgeschaft. In verband hiermee is ook artikel 5 Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting vervallen. Hierin werden aan de schenking nadere voorwaarden gesteld. Op grond van het overgangsrecht blijft echter voor schenkingen die in het verleden hebben plaatsgevonden de voorwaarde gelden dat de schenking tijdig aan de eigen woning is besteed. Dit betekent bijvoorbeeld dat als in het jaar 2022 voor de eerste keer een beroep is gedaan op de vrijstelling de begiftigde de schenking uiterlijk 31 december 2024 aan zijn eigen woning moet hebben uitgegeven. Deze datum wordt niet anders als in 2023 aanvullend een beroep is gedaan op de vrijstelling. Is evenwel in het jaar 2023 voor de eerste keer een beroep gedaan op de vrijstelling dan moet de begiftigde de schenking uiterlijk 31 december 2025 hebben besteed aan zijn woning (zie voor voorbeelden § 8 van het beleidsbesluit van 13 december 2022, nr 2022-0000023865).

Formaliteiten bij periodieke giftenaftrek

2 januari, 2024

Volgens artikel 6.38 Wet IB 2001 moeten periodieke giften zijn vastgelegd in een notariële of onderhandse akte. Als gebruik wordt gemaakt van een onderhandse akte, bepaalt artikel 41 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 dat de akte diverse gegevens moet bevatten zoals het transactienummer dat de ontvangende instelling aan de schenking heeft toegekend. Door een wetswijziging gelden deze voorwaarden ook als de schenking is vastgelegd in een notariële akte en de schenker de verplichting op of na 1 januari 2024 is aangegaan.

Woningwaardegrens startersvrijstelling vanaf 1 januari 2025 van € 510.000 naar € 525.000

2 januari, 2024

Op grond van artikel 15 lid 10 WBR wordt de woningwaardegrens bij de startersvrijstelling als bedoeld in artikel 15.1.p WBR elk jaar aangepast aan de veranderingen in de landelijke gemiddelde WOZ-waarde. Thans is bekend geworden dat de woningwaardegrens per 1 januari 2025 zal worden verhoogd van € 510.000 tot € 525.000. Door deze aankondiging heeft de burger ruim van tevoren kennis van de van toepassing zijnde woningwaardegrens.
Ministerie van Financiën 19 december 2023, nr 2023-0000270123 (Stcrt 2023, nr 34842)

Verhoging wettelijke rente naar 7%

27 december, 2023

Met ingang van 1 januari 2024 wordt de wettelijke rente voor niet-handelstransacties als bedoeld in artikel 6:119 BW verhoogd van 6% naar 7%. De laatste wijziging was van 1 juli 2023. Stb. 2023, 484

NB: Omdat de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 hoger wordt dan 6%, kan dat ook gevolgen hebben voor vorderingen uit hoofde van de wettelijke verdeling en de legitieme portie. Uitgangspunt van de wet is dat de vorderingen worden verhoogd voor zover de wettelijke rente hoger is dan 6% (zie artikel 4:13 lid 4 BW en artikel 4:84 BW).

Enkele wijzigingen in Belastingpakket 2024

30 oktober, 2023

De Tweede Kamer heeft vorige enkele wijzigingen aangebracht in het Belastingpakket 2024, waaronder het volgende:

Bedrijfsopvolgingsregeling SW: vrijstellingspercentage van 83% wordt verlaagd naar 75%
Volgens het wetsvoorstel gaat vanaf 1 januari 2025 (!) het bedrag waarover de 100%-vrijstelling van artikel 35b lid 1 SW kan worden toegepast omhoog naar € 1,5 mln (thans € 1.205.871). Voor zover de onderneming meer waard is, zou de vrijstelling oorspronkelijk worden verlaagd van 83% naar 70% maar door een amendement wordt dit nu 75% (zie TK 36421, nr 11).


Bedrijfsopvolgingsregeling SW en Wet IB 2001: versoepeling van verwateringsregeling
Op grond van artikel 35c lid 5 letter b SW en artikel 4.17a lid 5 Wet IB 2001 kunnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten ook gelden indien de erflater of schenker indirect een belang hield in een vennootschap dat kleiner is dan 5% mits dit belang ten minste 0,5% bedroeg. Door het hiervoor genoemde amendement vervalt met ingang van 1 januari 2025 de eis van ten minste 0,5% als de verkrijger een bloed- of aanverwant in de neergaande lijn is.


Box 2-heffing: met ingang van 1 januari 2024 zal het hoogste tarief 33% gaan bedragen
Met ingang van 1 januari 2024 zal het box 2-tarief (thans 26,9%) in tweeën worden gesplitst. Het inkomen uit aanmerkelijk belang zal dan voor de eerste € 67.000 (voor partners € 134.000) worden belast tegen 24,5%. Het meerdere zou dan oorspronkelijk worden belast tegen 31% maar door een amendement zal het hoge tarief straks 33% bedragen (zie TK 36418, nr 11).


Box 3-heffing: het tarief gaat vanaf 1 januari 2024 niet omhoog naar 34% maar naar 36%
Volgens het oorspronkelijke wetsvoorstel zou het box 3-tarief op 1 januari 2024 omhoog gaan van 32% naar 34% maar door het hiervoor genoemde amendement wordt dit 36%.


Wet Vpb: aftrek giften door lichamen aan algemeen nut beogende instellingen blijft bestaan
Per 1 januari 2024 zullen (ook hoge) giften door een vennootschap aan algemeen nut beogende instellingen en steunstichtingen SBBI niet meer bij een aanmerkelijkbelanghouder worden belast in box 2. Volgens het oorspronkelijke wetsvoorstel zou de vennootschap de giften dan niet meer overeenkomstig artikel 16 Wet Vpb kunnen aftrekken van de winst, maar door een amendement blijft de giftenaftrek voor vennootschappen toch bestaan (zie TK 36418, nr 60).


Wet excessief lenen bij eigen vennootschap: maximum gaat omlaag van € 700.000 naar € 500.000
Om het hiervoor genoemde amendement financieel te dekken, gaat het maximumbedrag van € 700.000 in artikel 4.14a lid 2 Wet IB 2001 c.a. voor het jaar 2024 naar € 500.000.

Schenkbelasting aftrekbaar in box 3, mits…

16 oktober, 2023

Volgens artikel 5.3 lid 3 letter c Wet IB 2001 zijn belastingschulden niet aftrekbaar in box 3, tenzij het gaat om erfbelastingschulden (zie artikel 5.3 lid 3 letters d en e Wet IB 2001). Voor schenkbelastingschulden heeft de staatssecretaris van Financiën een goedkeuring getroffen.
Een persoon die schenkbelasting is verschuldigd, kan de nadelige gevolgen van het feit dat de belastingschuld niet aftrekbaar is in box 3 vermijden door kort na de schenking aangifte te doen voor de schenkbelasting en de daaropvolgende aanslag vóór 1 januari te betalen.
De Belastingdienst heeft minimaal 8 weken nodig om een schenkbelastingaangifte te behandelen. Het kan echter gebeuren dat een aangifte schenkbelasting ondanks dat die uiterlijk 8 weken voor het einde van het kalenderjaar van de schenking is ingediend, op een zodanig laat tijdstip wordt gevolgd door een (voorlopige) aanslag schenkbelasting dat de belastingplichtige daardoor redelijkerwijs niet meer in staat is om nog voor de peildatum van box 3 de verschuldigde schenkbelasting te betalen. De staatssecretaris van Financiën vindt het ongewenst dat vertragingen in de aanslagregeling schenkbelasting bij de Belastingdienst tot gevolg kunnen hebben dat belastingplichtigen meer inkomstenbelasting zijn verschuldigd.
Daarom keurt hij voor deze situatie het volgende goed: het bedrag van de niet tijdig opgelegde aanslag schenkbelasting behoort op 1 januari niet tot de waarde van de banktegoeden in box 3.
Omdat de verschuldigde schenkbelasting altijd wordt betaald vanuit banktegoeden, is voor een beroep op de goedkeuring vereist dat op 1 januari (voldoende) banktegoeden aanwezig zijn.
De belastingplichtige kan de goedkeuring toepassen door in het verzoek om een voorlopige aanslag inkomstenbelasting dan wel de aangifte inkomstenbelasting de waarde van zijn banktegoeden in box 3 op de peildatum te verminderen met (maximaal) het bedrag van de schenkbelasting zoals dat uit de aangifte schenkbelasting volgt. De vermindering mag echter niet ertoe leiden dat de waarde van de banktegoeden op een negatief bedrag uitkomt.
Ministerie van Financiën 12 oktober 2023, nr 2023-22890 (Stcrt 2023, nr 27993)

Voorstellen om bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (BOR) te wijzigen

4 juli, 2023

Om de doelmatigheid en uitvoerbaarheid van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet en de Wet IB 2001 te verbeteren, stelt het kabinet in chronologische volgorde het volgende voor:

Per 1 januari 2024: geen faciliteit voor onroerende zaken die aan derden worden verhuurd
Onroerende zaken die aan derden ter beschikking worden gesteld, zullen volgend jaar altijd worden aangemerkt als beleggingsvermogen. Onroerende zaken die worden verhuurd aan kwalificerende verbonden lichamen blijven wel tot het ondernemingsvermogen behoren.

Per 1 januari 2025: verhoging van 100%-vrijstelling maar verlaging van 83%-vrijstelling
Met ingang van 1 januari 2025 wordt het bedrag waarover de 100%-vrijstelling kan worden toegepast (in 2023: € 1.205.871) verhoogd naar € 1.500.000. Voor zover de waarde van de onderneming meer waard is, gaat dan een vrijstelling van 70% gelden in plaats van nu 83%.

Per 1 januari 2025: beperking faciliteit als ondernemingsvermogen mede privé wordt gebruikt
Voorgesteld wordt om in 2025 de faciliteiten te beperken als vermogen in een onderneming mede wordt gebruikt voor privédoeleinden: ten aanzien van objecten die meer waard zijn dan € 100.000 gelden de faciliteiten niet meer voor zover deze meer dan 10% privé worden gebruikt.

Per 1 januari 2025: afschaffing van dienstbetrekkingseis en invoering van minimumleeftijd
Het kabinet stelt voor om met ingang van 1 januari 2025 de dienstbetrekkingseis van 36 maanden in artikel 4.17c Wet IB 2001 te vervangen door een minimumleeftijd van 21 jaar voor de verkrijger. Deze leeftijdseis zal dan ook gaan gelden voor de faciliteit in de schenkbelasting.

Per 1 januari 2025 (voor de inkomstenbelasting later): afschaffing van 5%-beleggingsmarge
Thans geldt bij vennootschappen dat de faciliteiten ook gelden voor beleggingsvermogen tot 5% van de waarde van het ondernemingsvermogen. Deze beleggingsmarge wordt in de Successiewet op 1 januari 2025 afgeschaft. Voor de ab-regeling zal dit later plaatsvinden.

Per 1 januari 2026: versoepeling van bezits- en voortzettingstermijn bij wijzigingen in het bedrijf
Een wijziging binnen de onderneming (zoals een ruisende inbreng of een herstructurering) kan ertoe leiden dat de bezitstermijn of de voortzettingstermijn wordt overtreden. Het kabinet wil per 1 januari 2026 knelpunten oplossen als het belang van de ondernemer materieel niet wijzigt.

Per 1 januari 2026: geen faciliteit voor ab-pakketten die niet significant risicodragend zijn
Het voornemen is de faciliteiten per 1 januari 2026 te beperken tot reguliere aandelen die significant mededelen in de winst en liquidatieopbrengst van de vennootschap. Hierdoor worden opties, tracking stocks en andere belangen van minder dan 5% van het geplaatste kapitaal uitgesloten.

Per 1 januari 2026: verlenging van bezitstermijn als erflater/schenker AOW-leeftijd heeft
Om te vermijden dat mensen op hoge leeftijd erf- of schenkbelasting besparen door zich in te kopen in een onderneming (zogenoemde rollatorinvesteringen), wordt overwogen om de bezitstermijn te verlengen als de erflater/schenker inmiddels de AOW-leeftijd heeft bereikt.

Per 1 januari 2026: geen faciliteit als erfgenaam/begiftigde al eerder gerechtigd was tot de onderneming
Om draaideurconstructies te vermijden wordt onderzocht hoe de faciliteit buiten toepassing kan worden gelaten als de erfgenaam/begiftigde al eerder gerechtigd is geweest tot de onderneming.


Ministerie van Financiën 29 juni 2023, nr 2023-0000145249

Nieuw register moet inzicht geven in aantal kinderen per spermadonor

12 april, 2023

Morgen dient in Den Haag het kort geding tegen een spermadonor die honderden kinderen heeft verwekt. Hij kon lange tijd zijn gang gaan, omdat hij bewust verzweeg dat hij aan meerdere vruchtbaarheidsklinieken doneerde.

Vanavond is er een debat in de Tweede Kamer over een voorstel dat dit soort zaken moet voorkomen. Volgens het voorstel moet de landelijke registratie van spermadonoren, die al zo’n twintig jaar bestaat, op de schop. Want het huidige systeem is uitsluitend bedoeld om onder strikte voorwaarden gegevens over hun verwekker te verstrekken aan donorkinderen.

Zogenaamde ‘massadonoren’ kunnen er nu nog van profiteren dat klinieken geen gegevens met elkaar delen, en dat er dus ook geen landelijk overzicht is van het aantal donorkinderen dat een donor heeft verwekt. Volgens het wetsvoorstel komt er een nieuwe landelijke database , waardoor gecontroleerd kan worden of een spermadonor niet meer dan 25 kinderen bij maximaal 12 vrouwen heeft verwekt, zoals in Nederland de regel is. Het wetsvoorstel lijkt ruime steun te krijgen.

Daarnaast zal een aantal partijen met eigen wijzigingsvoorstellen komen. Zo willen de PvdA en GroenLinks dat het strafbaar wordt om als donor meer dan het maximale aantal nakomelingen te verwekken. D66 wil dat de leeftijdsgrens voor het opvragen van donorgegevens uit de wet wordt geschrapt. Nu is het nog zo dat kinderen vanaf 16 jaar de naam, geboortedatum en woonplaats van hun verwekker kunnen opvragen. De regeringspartij wil daar dus vanaf, en wordt daarin gesteund door PvdA en GroenLinks. (Bron: NOS)

Non-discriminatiegronden Grondwet uitgebreid met handicap en seksuele gerichtheid

17 januari, 2023

De Eerste Kamer heeft ingestemd met een aanpassing van het eerste artikel van onze Grondwet. De grondwetswijziging is het resultaat van een initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Hammelburg (D66), Bromet (GroenLinks) en De Hoop (PvdA). Het nieuwe, aangepaste artikel 1 luidt nu: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan”. ‘Handicap’ en ‘seksuele gerichtheid’ zijn nieuw toegevoegd aan de non-discriminatiegronden.

Met ingang van 1 januari 2023 gaat de wettelijke rente omhoog van 2% naar 4%

30 december, 2022

Vanaf 1 januari 2023 gaat de wettelijke rente voor niet-handelstransacties als bedoeld in artikel 6:119 BW omhoog van 2% naar 4%. De laatste wijziging dateert van 1 januari 2015. Omdat de berekening van de wettelijke rente is gekoppeld aan de herfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank en de stand van deze rente sinds begin 2015 op of rond 0%-punt bevond, is het percentage van de wettelijke rente sindsdien niet meer gewijzigd.

Vanaf 1 januari 2023 mag kantoorgebouw zonder C-label niet meer worden gebruikt

30 december, 2022

Op grond van artikel 5.11 Bouwbesluit 2012 moet een kantoorgebouw vanaf 1 januari 2023 minimaal energielabel C hebben. Op deze verplichting bestaan echter uitzonderingen. Zo geldt de verplichting bijvoorbeeld niet als: – de gebruiksoppervlakte van de kantoorfuncties kleiner is dan 50% van de totale gebruiksoppervlakte van het gebouw, of – de gebruiksoppervlakte van de kantoorfuncties en nevenfuncties daarvan in het gebouw kleiner is dan 100 m2. Evenmin geldt de labelverplichting bij kantoren in: – monumenten; – panden die binnen twee jaar zullen worden gesloopt of getransformeerd, en – panden die worden onteigend. Een kantoorgebouw dat niet voldoet aan de genoemde verplichting, mag niet worden gebruikt.

Wetswijziging gezamenlijk gezag door erkenning

15 december, 2022

Ongehuwde en niet-geregistreerde partners krijgen vanaf 1 januari 2023 bij het erkennen van het kind automatisch gezamenlijk ouderlijk gezag met de biologische moeder. Zij hoeven het gezag niet langer samen met de moeder bij de rechtbank aan te vragen.

Het gezamenlijk gezag regelen bij de rechtbank wordt door veel ongehuwde en niet-geregistreerde partners als een drempel ervaren. Circa 1 op de 3 van deze ouders vraagt daarom geen gezamenlijk gezag aan. Daarom is de wet gewijzigd en wordt deze drempel vanaf volgend jaar weggenomen.

De wetswijziging geldt voor alle kinderen die vanaf 1 januari 20023 worden erkend. Kinderen die voor die datum zijn erkend, vallen niet onder de wetswijziging. Deze ouders moeten het gezamenlijk gezag alsnog apart regelen als zij dit nog niet hebben gedaan. Ouders zonder gezag kunnen bijvoorbeeld geen paspoort of bankrekening voor hun kinderen aanvragen.

Bij jubelton mag eerste schenking lager zijn dan jaarlijkse vrijstelling

9 december, 2022

Op 1 januari 2023 zal de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning voor zowel kinderen als andere verkrijgers worden verlaagd van € 106.671 naar € 28.947. Dan vervalt tevens de mogelijkheid dat de schenker de schenkingen over 3 kalenderjaren spreidt. Als in het jaar 2022 gebruik is gemaakt van de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling eigen woning maar de vrijstelling nog niet volledig is benut, kan de schenker uitsluitend nog in het jaar 2023 een bedrag schenken ter grootte van het niet-benutte deel van de vrijstelling.

In de praktijk is de vraag gerezen of de laatste mogelijkheid om het bedrag van € 106.671 gespreid te schenken ook geldt als in het jaar 2022 slechts € 1 wordt geschonken ten behoeve van de eigen woning. Er gingen verhalen rond dat een belastinginspecteur zou hebben gezegd dat in 2022 meer moet worden geschonken dan de jaarlijkse vrijstelling. Uit de onderstaande tekst die onlangs is geplaatst op de website van de Belastingdienst blijkt evenwel anders:

Krijgt u in 2022 voor de 1e keer een schenking voor uw eigen woning? En wil dezelfde schenker u in 2023 nog een aanvullende schenking doen voor uw eigen woning? Dan kunt u voor die schenking in 2023 nog gebruikmaken van het overgebleven deel van de eenmalig verhoogde vrijstelling voor de eigen woning. De eenmalig verhoogde vrijstelling voor de eigen woning is € 106.671 als u de 1e schenking in 2022 krijgt.
Het maakt niet uit of u dit jaar een belastingvrije schenking krijgt die hoger of lager is dan de jaarlijkse vrijstelling in 2022 (€ 5.677 voor een schenking van uw ouder(s) en € 2.274 voor een schenking van andere personen). Wel moet u voldoen aan de voorwaarden en de vrijstelling in 2022 én 2023 aanvragen in de aangifte schenkbelasting.
In 2023 hebt u naast het overgebleven deel van de eenmalig verhoogde vrijstelling, ook nog recht op de jaarlijkse vrijstelling in 2023 (€ 6.035 voor een schenking van uw ouder(s), € 2.418 voor een schenking van andere personen).”

Wel kan de hoogte van de eerste schenking van belang zijn voor het bestedingsvrije deel:
“Is de schenking die u in 2022 krijgt van uw ouder(s) lager dan € 27.231 en doet u een beroep op de vrijstelling voor de eigen woning? En krijgt u in 2023 het overgebleven deel van de eenmalig verhoogde vrijstelling plus het jaarlijkse belastingvrije bedrag in 2023? Dan mag u in 2023 alleen het bedrag van de schenking die u kreeg in 2022 vrij besteden plus het bedrag van de jaarlijkse vrijstelling in 2023. […]

Voorbeeld vrij te besteden bedrag
U krijgt in 2022 een schenking van uw ouders van € 4.000. U gebruikt dit bedrag volledig voor de aflossing van uw eigenwoningschuld. In de aangifte schenkbelasting 2022 geeft u aan dat u voor deze schenking gebruik wilt maken van de vrijstelling voor de eigen woning.
In 2023 krijgt u opnieuw een schenking van uw ouders, nu van € 50.000.
In dit voorbeeld mag u daarvan € 10.035 in 2023 vrij besteden. Dit bedrag bestaat uit € 4.000 (bedrag van de schenking in 2022) plus € 6.035 (jaarlijkse vrijstelling in 2023).”

Tot nader bericht geen informatie uit UBO-register

24 november, 2022

Op grond van de Handelsregisterwet is bepaalde informatie over een UBO voor iedereen toegankelijk. Deze mogelijkheid is gebaseerd op een Europese Richtlijn. Het Europese Hof van Justitie heeft echter op 22 november 2022 geoordeeld dat de bepaling in de Europese Richtlijn op grond waarvan het publiek in alle gevallen toegang moet hebben tot informatie over de UBO, ongeldig is. Naar aanleiding van dit arrest heeft de minister van Financiën aan de Kamer van Koophandel opgedragen tot nader bericht geen informatie te verstrekken uit het UBO-register. De minister gaat nu in overleg met de Europese Commissie om te bezien welke informatie wel kan worden verstrekt. Opgemerkt wordt dat het arrest niet van invloed is op de plicht om UBO’s te registreren.

Onwaardigheid in het erfrecht

13 oktober, 2022

Kent u de casus nog, recent uit het nieuws? Een man had zijn echtgenote om het leven gebracht, en in de strafrechtelijke procedure werd geoordeeld dat hij met opzet had gehandeld en zich schuldig had gemaakt aan doodslag. De man werd echter ontslagen van rechtsvervolging omdat de doodslag als gevolg van een ziekelijke stoornis (psychose) niet aan hem kon worden toegerekend. Wel werd er TBS opgelegd.

Vervolgens heeft Rechtbank in een civielrechtelijke procedure geoordeeld dat de man niet onwaardig is om de nalatenschap van zijn echtgenote te erven. Volgens de Rechtbank moet op grond van de tekst van artikel 4:3 BW en de parlementaire geschiedenis worden geconcludeerd dat de wetgever ervoor heeft gekozen om geen onwaardigheid te laten intreden in het geval dat een strafbaar feit niet aan de dader kan worden toegerekend vanwege een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.

Over het vonnis van de Rechtbank zijn vanuit de Tweede Kamer vragen gesteld aan de minister voor Rechtsbescherming omdat de uitspraak als zeer onrechtvaardig wordt ervaren. De minister geeft in zijn antwoord onder meer aan dat tegen het vonnis hoger beroep is ingesteld zodat hij daarover geen uitspraken kan doen. Wel is hij in algemene zin het ermee eens dat het zeer onrechtvaardig voelt dat iemand van wie bewezen is verklaard dat hij zijn echtgenote om het leven heeft gebracht en daarvoor de maatregel TBS heeft opgelegd gekregen, nog aanspraak zou kunnen maken op haar erfenis. Voor de overige nabestaanden is dit heel pijnlijk. Hij snapt dan ook de maatschappelijke verontwaardiging die is ontstaan.

Volgens de minister is het vonnis van de Rechtbank vergelijkbaar met een uitspraak van Hof Amsterdam van 13 mei 1976, waarin werd geoordeeld dat van een veroordeling die tot onwaardigheid leidt, geen sprake is als de erfgenaam wegens zijn geestestoestand niet strafbaar is verklaard en de opname in een psychiatrisch ziekenhuis wordt bevolen. In de rechtspraak zijn echter enkele gevallen bekend waarin erfgenamen, ondanks dat zij juridisch niet onwaardig waren, toch geen voordeel uit de nalatenschap konden trekken omdat dit zodanig indruist tegen het rechtsgevoel en strijd oplevert met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Uit deze uitspraken volgt dat niet gezegd kan worden dat artikel 4:3 BW in de rechtspraak steeds zeer strikt wordt uitgelegd. De maatstaven van redelijkheid en billijkheid bieden de rechter ruimte om vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval iemand een erfenis te ontzeggen.

Omdat tegen het eerstgenoemde vonnis van de Rechtbank hoger beroep is ingesteld, wil de minister eerst de uitkomst in deze procedure afwachten voordat hij een onderzoek gaat instellen of het nodig is om de onwaardigheidsgronden van artikel 4:3 BW uit te breiden.

Voor nieuwe periodieke giften aan ANBI’s gaat een maximumaftrek gelden

5 oktober, 2022

Gisterenmiddag heeft het kabinet voorgesteld om de aftrek van periodieke giften (artikel 6.34 Wet IB) te maximeren op € 250.000 per kalenderjaar. Voor fiscale partners is dit maximum van toepassing op de periodieke giften van hen tezamen. Voor de duidelijkheid wordt tevens opgemerkt dat het plafond van € 250.000 exclusief de multiplier is voor giften aan culturele instellingen als bedoeld in artikel 6.39a Wet IB 2001.
De aanpassing in de giftenaftrek zal ingaan per 1 januari 2023. Daarbij geldt een uitzondering voor op 4 oktober 2022, 16.00 uur reeds aangegane verplichtingen tot het doen van een periodieke gift. Dit tijdstip is ook het moment waarop het persbericht waarin de begrenzing van de aftrek van periodieke giften wordt aangekondigd, is gepubliceerd. Door aan te sluiten bij dit tijdstip wordt anticipatiegedrag voorkomen. De uitzondering voor de op 4 oktober 2022, 16.00 uur bij notariële of onderhandse akte van schenking aangegane verplichting tot het doen van periodieke giften is van toepassing tot en met 31 december 2026. Deze giften zijn, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, nog vier kalenderjaren na de totstandkoming van die overeenkomst volledig aftrekbaar.

De aanleiding voor invoering van een maximum is het Interdepartementaal beleidsonderzoek Vermogensverdeling (IBO) dat onlangs naar de Tweede Kamer is gestuurd. Hierbij is ook ingezoomd op opmerkelijk gebruik van fiscale regelingen waaronder de aftrek van grote periodieke giften aan een algemeen nut beogende instelling. Uit de aangiften 2019 en 2020 (de meest recente cijfers) blijkt dat het aantal extreem hoge periodieke giften is toegenomen. Met extreem hoge giften wordt gedoeld op periodieke giften van meer dan € 1 miljoen. In de praktijk zijn giften soms zelfs aanzienlijk hoger dan € 1 miljoen. Tegenover die extreem hoge giften staat vervolgens ook een hoog inkomen waardoor het belastbare inkomen per saldo sterk gereduceerd of zelfs tot nihil teruggebracht wordt. De regering is van mening dat het maatschappelijk ongewenst is om een giftenaftrek te verlenen voor zulke hoge giften.

Jubelton en overgangsrecht

29 september, 2022

Per 1 januari 2023 wordt de zogenaamde ‘jubelton’ afgeschaft. U weet wel, de eenmalige vrijstelling van schenkbelasting bij een grote schenking (in 2022 € 106.671), mits de begiftigde tussen 18 en 40 jaar is, en de schenking wordt besteed in verband met een eigen woning.

Doelstelling van deze extra grote vrijstelling was het verminderen van de eigenwoningschuld en het verlagen van het percentage onderwaterhypotheken. Onderzoekers hebben geconcludeerd dat de vrijstelling minder doeltreffend en doelmatig is dan ander beleid om de hypotheekschuld te verlagen en onderwaterproblematiek te beperken. Ontvangers van een schenking die al een woning hebben, hebben hun hypotheekschuld in beperkte mate verkleind ten opzichte van vergelijkbare huishoudens die geen schenking hebben ontvangen. Een deel gaat duurder wonen. Starters gebruiken de schenking deels om minder te lenen dan op basis van hun inkomen had gekund, maar ook om een duurdere woning te kopen dan starters zonder schenking.

Daarnaast vergroot de vrijstelling de vermogensongelijkheid binnen generaties. De financiële uitgangspositie van huishoudens die een dergelijke schenking ontvangen is namelijk vaak al gunstiger ten opzichte van huishoudens zonder schenking.

Voor het betalen en besteden van de jubelton geldt in beginsel een spreidingsmogelijkheid van drie jaar: het in het eerste jaar onbenutte deel van de schenking kan in de daaropvolgende twee jaar alsnog worden benut.

Nu het einde van de regeling in zicht is, is er overgangsrecht gemaakt voor schenkingen waarbij de vrijstelling uiterlijk in 2022 is benut, maar die nog niet geheel in 2022 zijn betaald en besteed.

In het overgangsrecht is bepaald dat als de schenkingsvrijstelling in 2022 niet geheel is benut, het overgebleven deel van de maximumvrijstelling nog kan worden benut voor een schenking in 2023, maar niet meer voor een schenking in 2024. Kortom, de schenking moet minimaal gedeeltelijk in 2022 aan de begiftigde zijn betaald, en het restant ervan moet uiterlijk in 2023 aan de begiftigde worden betaald. De begiftigde moet tijdig aangifte doen, met een beroep op de grote schenkingsvrijstelling. Op het moment van de schenkingen (betalingen) moet de begiftigde voldoen aan het leeftijdscriterium.

De begiftigde mag de ontvangen schenkingen nog tot uiterlijk 31 december 2024 besteden ten behoeve van diens eigen woning. Op het moment van de besteding is de leeftijd van de begiftigde niet meer van belang.

Belastingplan 2023

21 september, 2022

Algemeen overdrachtsbelastingtarief wordt per 1 januari 2023 verhoogd van 8% naar 10,4%

Met ingang van 1 januari 2023 wordt het algemene tarief als bedoeld in artikel 14 lid 1 WBR verhoogd tot 10,4%. Dit tarief is van toepassing op alle verkrijgingen die niet in aanmerking komen voor het verlaagde tarief van 2% en waarop geen vrijstelling van toepassing is zoals de verkrijging van: – een woning die niet zal fungeren als hoofdverblijf voor de verkrijger; – niet-woningen (waaronder bouwgrond); – economische eigendom van onroerende zaken; – artikel 4 WBR-aandelen; en – aanhorigheden die niet gelijktijdig met de woning-hoofdverblijf worden verkregen. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het verlaagde WBR-tarief 2% blijft.

Eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling voor eigen woning wordt op 1 januari 2023 verlaagd

Op 1 januari 2023 zal de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning voor zowel kinderen als andere verkrijgers worden verlaagd van € 106.671 naar € 28.947. Vervolgens wordt op 1 januari 2024 deze schenkingsvrijstelling volledig afgeschaft. In samenhang hiermee komt de mogelijkheid om de schenkingen over 3 kalenderjaren te spreiden (artikel 33a lid 2 SW) te vervallen voor schenkingen die voor het eerst in het kalenderjaar 2023 worden gedaan. Voor schenkingen die in het jaar 2022 zijn gedaan, wordt de spreidingsmogelijkheid beperkt tot 2 jaar. Dit laatste betekent concreet dat een bij een schenking in 2022 onbenut gebleven deel van de vrijstelling nog kan worden benut voor een schenking in 2023 maar niet meer voor een schenking in 2024. Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat het mogelijk blijft de voor het eerst in 2022 ontvangen schenkingen uiterlijk 31 december 2024 te besteden.

Vanaf 1 januari 2023 geldt leegwaarderatio niet meer voor woningen die tijdelijk worden verhuurd

In tegenstelling tot het coalitieakkoord wordt de leegwaarderatio voor verhuurde woningen als bedoeld in artikel 5.20 lid 3 Wet IB 2001 jo. artikel 17a UBIB en artikel 21 lid 8 SW jo. artikel 10a UBSW niet afgeschaft, maar per 1 januari 2023 geactualiseerd. Wel wordt de leegwaarderatio dan afgeschaft voor woningen die voor een bepaalde tijd worden verhuurd als bedoeld in artikel 7:271 BW. Voor een woning is die termijn niet langer dan 2 jaar en voor een kamer niet langer dan 5 jaar. Bij een tijdelijk huurcontract krijgt de eigenaar immers op korte termijn het volle en onbezwaarde eigendom over de woning zodat er vrijwel geen sprake is van een waardedrukkend effect van de verhuurde toestand. Ook bij verhuur aan gelieerde partijen zal de leegwaarderatio met ingang van 1 januari 2023 niet meer gelden.

Vanaf het belastingjaar 2024 zal het aanmerkelijkbelangtarief in tweeën worden gesplitst

Verder wordt voorgesteld om per 2024 (!) twee schijven te introduceren in het box 2-tarief. Het inkomen uit aanmerkelijk belang (thans 26,9%) wordt dan voor de eerste € 67.000 (voor partners € 134.000) belast tegen 24,5%. Het meerdere zal dan worden belast tegen 31%. Door invoering van een verlaagd tarief worden jaarlijkse dividenduitkeringen gestimuleerd.

Boete bij niet registreren UBO’s

9 juni, 2022

Organisaties die niet binnen 2 weken na het ontvangen van een waarschuwing van het Bureau Economische Handhaving (BEH) hun UBO’s (ultimate beneficial owners) in het UBO-register hebben ingeschreven, kunnen een boete of dwangsom opgelegd krijgen. Deze organisaties zijn namelijk in overtreding. De boete is maximaal 22.500 euro, voor een dwangsom geldt geen maximumbedrag.

Begin dit jaar bleek dat veel organisaties nog niet hun UBO’s hebben geregistreerd. Vele haalden niet de deadline van 27 maart 2022. Volgens de minister van Financiën, Sigrid Kaag, hebben ondernemers 18 maanden de tijd gehad om de registratie op orde te krijgen. Zij zag daarom niets in het uitstellen van de deadline.

Vanaf april stuurt het BEH, dat onderdeel is van de Belastingdienst, de organisaties zonder UBO-registratie een laatste waarschuwing. Vanaf de in deze brief vermelde datum hebben organisaties 2 weken de tijd om hun inschrijving in het UBO-register in orde te maken.

Jubelton die in 2022 gedeeltelijk wordt benut, mag alleen in 2023 worden aangevuld

9 juni, 2022

In het regeerakkoord is bepaald dat de schenkingsvrijstelling eigen woning per 1 januari 2024 zal worden afgeschaft. Vooruitlopend hierop is de regering van plan om per 1 januari 2023 de vrijstelling te verlagen tot het bedrag (thans € 27.231) dat kinderen tussen 18 en 40 jaar zonder nadere voorwaarden belastingvrij kunnen ontvangen.
Op grond van de huidige wetgeving kan de schenking ten behoeve van de eigen woning over drie kalenderjaren worden gespreid. Thans heeft de staatssecretaris van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer voorgesteld de spreidingsmogelijkheid te laten vervallen voor schenkingen die voor het eerst in 2023 worden gedaan, en om de spreidingsmogelijkheid te beperken tot twee jaar voor schenkingen die in 2022 zijn gedaan. Dit laatste betekent dat het bij een schenking in 2022 onbenut gebleven deel van de vrijstelling van € 106.671 nog kan worden benut voor een schenking in 2023, maar niet meer voor een schenking in 2024.

Moet een erfenis of schenking gedeeld worden bij een echtscheiding?

6 mei, 2022

Moet iemand diens erfenis of schenking delen bij een echtscheiding? Dat hangt ervan af.

Als het echtpaar huwelijksvoorwaarden heeft gemaakt waarin het delen van erfenissen en schenkingen is uitgesloten, dan hoeft de erfenis of schenking bij een scheiding niet gedeeld te worden.

Als het echtpaar geen huwelijksvoorwaarden heeft gemaakt, dan hangt het ervan af wanneer het echtpaar is getrouwd.

Als het echtpaar op of na 1 januari 2018 is getrouwd, dan geldt de ‘nieuwe’ beperkte huwelijksgemeenschap. Daarin vallen geen erfenissen en schenkingen, zodat die bij een scheiding niet gedeeld hoeven te worden.

Als het echtpaar vóór 1 januari 2018 is getrouwd, dan geldt de ‘ouderwetse’ algehele huwelijksgemeenschap. Daarin vallen in beginsel ook erfenissen en schenkingen, zodat die bij een echtscheiding gedeeld moeten worden.

Dat is anders als de erflater of schenker bij testament of bij de schenking heeft bepaald dat de erfenis of schenking niet in de huwelijksgemeenschap van de verkrijger valt. In dat geval hoeft de erfenis of schenking bij een scheiding niet gedeeld te worden.

Dus: heeft u kinderen of kleinkinderen die vóór 1 januari 2018 zijn getrouwd, dan kan een uitsluitingsclausule in uw testament of bij een schenking van groot belang zijn!

Bij een echtscheiding moet de erfgenaam/begiftigde overigens wel aantonen welk geld of welke vermogensbestanddelen uit de erfenis of schenking afkomstig zijn. Als de erfenis of schenking feitelijk is vermengd met ander vermogen, is het soms lastig aan te tonen wat nu precies de erfenis of schenking (nog) is, en/of wat daarvoor in de plaats is gekomen. Een goede administratie is dus van belang.

Het vorenstaande geldt ook bij een geregistreerd partnerschap.

Recht op afstammingsinformatie

13 april, 2022

Als een zwangerschap via kunstmatige bevruchting tot stand is gekomen en de kinderen/moeder op zoek is/zijn naar gegevens waarmee de identiteit van de donor kan worden achterhaald, komt de vraag aan de orde welk recht moeder/kind heeft op afstammingsinformatie. Dit recht is geregeld in verdragsrechtelijke bepalingen als artikel 8 EVRM en met name artikel 7 IVRK. Teneinde dit recht ook expliciet in de Nederlandse wet te verankeren, is in tekst van het Conceptwetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming voorgesteld om in Boek 1 BW een nieuw artikel 199a op te nemen:

  1. Een kind heeft toegang tot informatie die op diens biologische of genetische afstamming betrekking heeft en is opgenomen in een daartoe gehouden register.
  1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt al hetgeen bepaald dat het register of de registers betreft, in het bijzonder wordt bepaald welke informatie aangetekend kan worden, wie om aantekening kan verzoeken, op welke wijze deze aantekening geschiedt, wie onder welke voorwaarden toegang hebben tot welke gegevens en op welke wijze bewaring, verstrekking en verwijdering van aangetekende gegevens plaatsvindt. […]’

Tegenover het recht op afstammingsinformatie staat het recht van de spermadonor op zijn anonimiteit. Deze tegensteling speelt met name bij zwangerschappen die tot stand zijn gekomen vóór de (volledige) inwerkingtreding in juni 2004 van de Wet donorgegevens kunstmatige
bevruchting (Wdkb). In die wet is anoniem donorschap aan banden
gelegd, tenzij zwaarwegende belangen van de donor anders met zich brengen. De ontwikkeling van het ‘recht op afstammingsinformatie’ is in gang gezet in het richtinggevende arrest van 15 april 1994 (HR 15 april 1994, NJ 1994/608 (Valkenhorst)).
Valkenhorst exploiteerde een kraamkliniek die tot doel had de begeleiding van ongehuwde moeders en hun kinderen. Valkenhorst weigerde het kind informatie te verstrekken omtrent wie zijn vader was; daarvoor was volgens Valkenhorst toestemming van de moeder vereist. In de afweging van het belang van het kind op afstammingsinformatie enerzijds en dat van de moeder op respect voor haar privéleven anderzijds, prevaleerde
volgens de Hoge Raad, het recht van het kind. Als gemeld, is eenzelfde principe het uitgangspunt van de Wdkb bij zwangerschappen die via kunstmatige donorbevruchting tot stand komen. Professor Nuytinck vat de essentie van die wet als volgt samen:

‘De persoonsidentificerende gegevens van de donor, dus diens geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, burgerservicenummer en woonplaats (art. 2 lid 1 onder c), worden aan degene die weet of vermoedt dat hij is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting en die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, op zijn verzoek verstrekt, nadat de donor daarmee schriftelijk heeft ingestemd. Verstrekking blijft, indien de donor daarmee niet instemt, uitsluitend achterwege indien, in aanmerking genomen de gevolgen die niet-verstrekking voor de verzoeker
zou kunnen hebben, zwaarwegende belangen van de donor meebrengen dat verstrekking niet behoort plaats te vinden (art. 3 lid 2).’

Vóór de inwerkingtreding van de Wdkb was er een regime voor anonieme donoren (het zogeheten A-loket), en een voor bekende donoren (het B-loket). De B-loket-donoren wisten dat het kind (ooit) de gegevens van hen zou kunnen opvragen. In de overgangsbepalingen van de Wdkb (art. 12 lid 2 en 3 Wdkb) is aan deze bekende B-loket-donoren de mogelijkheid geboden om tot de volledige inwerkingtreding van de wet alsnog als ‘onbekend’ te worden geregistreerd. Daarmee is het fenomeen ontstaan van de ‘switchende donoren’. Opmerkelijk aan de ‘switchoptie’ was dat moeder en/of kind niet van zo’n statusverandering op de hoogte werden gebracht.

Een rechter kan in het algemeen niet beoordelen of de belangen van het kind prevaleren boven die van de donor. Daarom heeft de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport een wetsvoorstel ingediend naar aanleiding van het switchen van B-donor naar A-donor. Daarmee moet worden voorkomen dat alle donorkinderen van voor juni 2004 (die zich in eenzelfde situatie bevinden) een rechtszaak moeten aanspannen om zo te kunnen beschikken over de persoonsidentificerende gegevens van de donor die bij zijn/haar verwekking betrokken was en ten tijde van zijn donatie had aangegeven een bekende donor te willen zijn.

Registratie UBO register KvK

30 maart, 2022

Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) moeten rechtspersonen vanaf 28 maart 2022 hun UBO’s hebben ingeschreven.

Wwft-instellingen (zoals notarissen) mogen geen nieuwe zakelijke relatie aangaan als de UBO-opgaaf nog niet is gedaan. Tot 1 juli 2022 mag een Wwft-instelling een nieuwe zakelijke relatie aangaan als cliënt aantoont dat UBO-opgaaf is gedaan en deze gegevens aan de Wwft-instelling verstrekt.

De Wwft geldt voor iedereen die te maken heeft met geldstromen of met de aankoop en verkoop van (dure) goederen. Bijvoorbeeld banken, makelaars, notarissen, belastingadviseurs en advocaten, en mensen die bemiddelen bij de aankoop en verkoop van bijvoorbeeld voertuigen, kunstvoorwerpen en juwelen.

Tijdelijke coronawet notariaat verlengd tot 1 juni 2022

30 maart, 2022

De vervaldatum van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid is verplaatst van 1 april 2022 naar 1 juni 2022. Hierdoor is het voor een notaris mogelijk om ‘op afstand’ een testament en een hypotheekakte (of -volmacht) te passeren als een cliënt niet in persoon bij de notaris kan verschijnen. Ook bevat de tijdelijke wet voorzieningen voor vergaderingen en financiële verslaglegging bij rechtspersonen. Om de praktijk meer zekerheid te bieden op langere termijn is de regering voornemens om de tijdelijke voorzieningen slechts te laten vervallen indien ten minste twee maanden vóór de voorgenomen vervaldatum een openbare aankondiging daarvan is gedaan.

Jubelton wordt per 1 januari 2023 verlaagd tot het bedrag van bestedingsvrije schenking

10 maart, 2022

In het regeerakkoord is bepaald dat de schenkingsvrijstelling eigen woning per 1 januari 2024 zal worden afgeschaft . Volgens de regering is een eerdere afschaffing niet mogelijk omdat de Belastingdienst onvoldoende capaciteit heeft om zowel de aangifte schenkbelasting als de achterliggende systemen tijdig aan te passen.
Het blijkt dat de genoemde problemen zich niet voordoen als het bedrag van de vrijstelling wordt verlaagd. Daarom stelt het kabinet nu voor om de vrijstelling per 1 januari 2023 te verlagen tot het bedrag dat kinderen tussen 18 en 40 jaar zonder nadere voorwaarden belastingvrij kunnen ontvangen (thans € 27.231). Een lagere vrijstelling komt de begrijpelijkheid voor de burger niet ten goede. De nadere uitwerking van deze wijziging (zoals hoe om te gaan met de spreidingsmogelijkheid) wordt in het komende Belastingplan opgenomen.
Ministerie van Financiën 8 maart 2022, nr 2022-0000086912

Erfenis en uitkering

18 februari, 2022

In december 2021 speelde de volgende casus bij rechtbank Rotterdam. Moeder is overleden en heeft in haar testament een geldbedrag van ongeveer € 50.000 aan haar dochter nagelaten, en onder bewind gesteld van haar zoon. Dochter ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw), alsmede zorgtoeslag. Verder is dochter een eigen bijdrage verschuldigd op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).

Als bewindvoerder heeft zoon aan de kantonrechter machtiging verzocht om namens dochter de nalatenschap van moeder te mogen verwerpen, omdat het vermogen van dochter anders boven de vermogensgrens uitkomt die de gemeente en het CAK hanteren. Dochter gaf tijdens de zitting mondeling aan dat zij het geld niet nodig heeft en liever ziet dat het geld naar haar drie nichtjes gaat (zijnde de kinderen van haar broer/bewindvoerder). Vervolgens heeft de kantonrechter het verzoek – onder bepaalde voorwaarden – toegewezen. Twee kanttekeningen:

Ten eerste: Zolang de erfenis onder bewind staat, kan de bijstandsgerechtigde – als niet wordt verworpen – niet “redelijkerwijs beschikken” over de erfenis, zoals bedoeld de Participatiewet. Dat betekent dat de bijstandsuitkering niet wordt beëindigd en dat niet hoeft te worden ingeteerd op de erfenis zolang het bewind duurt. Zodra het bewind echter eindigt, is echter sprake van “naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend in aanmerking te nemen middelen”. Terugvordering van de uitkering is dus een reële dreiging, indien de nalatenschap niet wordt verworpen.

Ten tweede: Interessant is de vraag of de verwerping de toets van artikel 18 lid 2 Pw doorstaat: “Het college verlaagt de bijstand overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichtingen voortvloeiende uit deze wet, met uitzondering van artikel 17, eerste lid, dan wel indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan.”

Dochter zou kunnen stellen dat de verwerping niet door haar (maar door de bewindvoerder) is geïnitieerd, en dat zij zich dus niet schuldig heeft gemaakt aan het betonen van tekortschietend besef. Aan de andere kant heeft dochter tijdens de rechtszaak zelf aangegeven het geld niet nodig te hebben en liever ziet dat het naar de nichtjes gaat. Als de betreffende gemeente dat laatste standpunt inneemt, is de dreiging van een verlaging van de bijstandsuitkering een reëel risico, ondanks de verwerping.

Didam-arrest: procedure bij verkoop grond door de overheid

18 februari, 2022

De Hoge Raad heeft op 26 november 2021 in het Didam-arrest bepaald dat een overheidslichaam bij de verkoop van grond gelegenheid moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen.

De Hoge Raad benadrukt in het Didam-arrest dat een overheidslichaam op grond van artikel 3:14 BW bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee het (in de Grondwet verankerde) gelijkheidsbeginsel in acht dient te nemen. Dat betekent dat als een overheidslichaam onroerend goed wil verkopen, ruimte moet worden geboden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak. Om deze gelijke kansen te waarborgen, moet het overheidslichaam bij de te volgen procedure een passende mate van openbaarheid verzekeren.

Uitzondering op mededingingsruimte
Als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop van de betreffende onroerende zaak, hoeft er door het overheidslichaam geen mededingingsruimte te worden geboden.

In een ruimer verband
Gelet op de algemeen geformuleerde overwegingen van de Hoge Raad (het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten) lijkt het aannemelijk dat de door de Hoge Raad gestelde regels in het Didam-arrest van toepassing zijn op al het privaatrechtelijk overheidshandelen. Denk hierbij bijvoorbeeld naast de verkoop van grond aan een uitgifte in erfpacht, een ruil of het vestigen van opstalrechten.

Schending mededingingsruimte; nietigheid?
Levert een schending van de mededingingsruimte en dus de overtreding van een of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur een rechtshandeling op die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde en daarom op grond van artikel 3:40 lid 1 BW nietig is? En is bij schending van het gelijkheidsbeginsel sprake van strijd met een dwingende wetsbepaling, wat op grond van artikel 3:40 lid 2 BW leidt tot een nietige rechtshandeling? Of is er sprake van een vernietigbare rechtshandeling?  De Hoge Raad laat zich over deze rechtsgevolgen verder niet expliciet uit.

Volgens regering kan jubelton niet eerder worden afgeschaft dan per 1 januari 2024

19 januari, 2022

In het regeerakkoord is onder meer bepaald dat de schenkingsvrijstelling eigen woning per 2024 zal worden afgeschaft (Notamail 2021-301). Vanuit de Tweede Kamer is gevraagd waarom de vrijstelling pas in 2024 wordt afgeschaft en of het mogelijk is om deze eerder af te schaffen.
In haar antwoord geeft de staatssecretaris van Financiën aan dat bij afschaffing van de vrijstelling zowel de aangifte schenkbelasting als de achterliggende systemen moeten worden aangepast. Dit vergt tijd en capaciteit van de Belastingdienst die pas beschikbaar zijn in het jaar 2023. Dit betekent dat de vrijstelling pas kan worden verwijderd per 1 januari 2024.
TK Aanhangsel van de Handelingen 2021-2022, nr 1328

Hoge Raad maximeert box 3-rendement

28 december, 2021

De Hoge Raad heeft afgelopen vrijdag (24-12-2021) een arrest gewezen dat grote gevolgen heeft voor het huidige box 3-stelsel. Bij de vormgeving van het sinds 2017 geldende stelsel heeft de wetgever aansluiting gezocht bij een gemiddelde verdeling van het box 3-vermogen over spaargeld en beleggingen (de vermogensmix) en bij de rendementen die door belastingplichtigen in voorafgaande jaren gemiddeld zijn behaald op de genoemde vermogensonderdelen.
Volgens de Hoge Raad kan, ook met inachtneming van de ruime beoordelingsmarge die de wetgever toekomt, in redelijkheid niet worden gezegd dat het sinds 2017 geldende forfaitaire stelsel de uit artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM voortvloeiende proportionaliteitstoets kan doorstaan. Er bestaat niet een redelijke verhouding tussen de belangen die de wetgever heeft willen dienen met dat stelsel en de ongelijkheid die wordt veroorzaakt door de vormgeving die de wetgever heeft gekozen voor de verwezenlijking van dat doel. In het bijzonder kan de wens om de uitvoerbaarheid te bevorderen en de belastingopbrengsten op peil te houden, geen voldoende rechtvaardiging bieden voor het aanzienlijke verschil in behandeling tussen degenen die positieve vruchten plukken van hun risicovolle beleggingen en aan wie ook fiscaal een bevoorrechte behandeling ten deel valt, en degenen aan wie dat fortuin is voorbij gegaan en aan wie door het stelsel een relatief zware belastingschuld wordt toebedeeld. Hieraan doet niet af dat het forfaitaire rendement in de beide rendementsklassen periodiek kan worden herzien. Het voorgaande betekent dat voor het met ingang van 2017 geldende forfaitaire stelsel geen toereikende rechtvaardiging is aan te wijzen. Voor degene die door dit stelsel wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement leidt dit tot een schending van zijn door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM in samenhang met artikel 14 EVRM gewaarborgde rechten. In dat geval rijst de vraag of, en zo ja op welke wijze, de rechter effectieve rechtsbescherming kan bieden tegen deze verdragsschending. De Hoge Raad ziet zich thans genoodzaakt adequate rechtsbescherming te bieden tegen de geconstateerde schending van fundamentele rechten. Niet langer kan worden volstaan met de constatering van de schending of een onderzoek naar een individuele buitensporige last. Daaraan staan in de weg dat het ontbreken van een ‘fair balance’ ook het hiervoor genoemde discriminerende karakter heeft, dat de thans geldende regeling nog steeds dezelfde tekortkomingen bevat, en dat de wetgever weliswaar sinds 2015 werkt aan spoedige invoering van een heffing op basis van werkelijke rendementen maar die invoering niet vóór 2025 kan worden verwacht. De hiervoor bedoelde rechtsbescherming vergt een op rechtsherstel gerichte compensatie waarvan de rechter de omvang in het algemeen slechts naar redelijkheid zal kunnen vaststellen. De Hoge Raad biedt daarom rechtsherstel door te bepalen dat alleen het werkelijke rendement in de heffing van box 3 wordt betrokken. HR 24 december 2021, nr 21/01243 (ECLI:NL:HR:2021:1963)

Startersvrijstelling en aanhorigheden

28 december, 2021

Gisteren is een aanpassing van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (UBBR) gepubliceerd. Deze wijziging houdt onder meer verband met de woningwaardegrens bij de startersvrijstelling. Per 1 april 2022 geldt dat voor de woningwaardegrens niet alleen moet worden gekeken naar de waarde van de huidige verkrijging, maar ook naar de waarde van eerdere verkrijgingen in de afgelopen 12 maanden door dezelfde persoon, die samenhangen met de woning.

Stel dat iemand in mei 2022 een garagebox ter waarde van € 30.000 verkrijgt. Deze verkrijging is belast tegen het algemene overdrachtsbelastingtarief van 8%. Vervolgens verkrijgt deze persoon in november 2022 een woning ter waarde van € 380.000, waarbij de eerder verkregen garagebox als aanhorigheid kwalificeert. Door de wetswijziging geldt dat de waarde van de garagebox moet worden opgeteld bij de waarde van de woning. De totale waarde van de woning en de garagebox bedraagt € 410.000. Dit is hoger dan de woningwaardegrens van € 400.000 zodat de startersvrijstelling niet van toepassing is bij de verkrijging van de woning.

Regeerakkoord

16 december, 2021

Gisterenmiddag hebben de Tweede Kamerfracties VVD, D66, CDA en ChristenUnie hun regeerakkoord gepresenteerd. Uit de gedane voorstellen is voor het notariaat de volgende selectie van belang:

  • Het algemene tarief van de overdrachtsbelasting gaat per 2023 omhoog van 8% naar 9%.
  • De schenkingsvrijstelling eigen woning (jubelton) zal per 2024 worden afgeschaft.
  • Er wordt onderzocht of de bedrijfsopvolgingsregelingen in de Successiewet en de Wet IB 2001 kunnen worden verbeterd en of oneigenlijk gebruik kan worden tegengegaan.
  • Per 2025 zal een nieuw box 3-stelsel op basis van reëel rendement worden ingevoerd.
  • In het wetsvoorstel excessief lenen gaat de grens omhoog van € 500.000 naar € 700.000.

Hogere boete bij ontbreken energielabel

4 november, 2021

Woningverkopers die bij de overdracht geen  geldig energielabel kunnen overhandigen, hangt een hogere boete boven het hoofd. De boete is op 1 november verhoogd van 170 naar 435 euro. Volgens de Vereniging Eigen Huis hangt de stijging samen met de hoge kosten voor het energielabel.

Wie een woning te koop aanbiedt, is verplicht een geldig energielabel te hebben. De prijs voor een dergelijk label is sinds 1 januari flink verhoogd: het kost gemiddeld 307 euro, vorig jaar was dat nog ongeveer 7,50 euro. Volgens Vereniging Eigen Huis is dit de reden dat nu ook de boete is verhoogd. Voor rechtspersonen die deze overtreding begaan, bedraagt de boete 200 procent van 435 euro.

Afschaffing van schenkingsvrijstelling eigen woning op korte termijn niet aan de orde

25 oktober, 2021

Mede door het evaluatierapport van SEO Economisch Onderzoek dat dit jaar is verschenen gaan er momenteel geruchten rond dat de schenkingsvrijstelling eigen woning mogelijk per 1 januari 2022 wordt afgeschaft. Zowel in een beslisnotitie van het ministerie van Financiën als in recente antwoorden op vragen over de Miljoenennota wordt evenwel opgemerkt dat afschaffing van de schenkingsvrijstelling op zijn vroegst mogelijk is per 2023. Verder heeft de staatssecretaris van Financiën vorige week aan de Eerste Kamer geschreven dat gezien de demissionaire status van het kabinet nu niet wordt besloten over aanpassing van de regeling.
TK 35927, nr 3 en EK 35518, nr H

Hoe regel je de voogdij over een kind?

14 oktober, 2021

Ieder minderjarig kind, dus een kind jonger dan 18 jaar, staat onder het gezag van één of twee meerderjarige personen. Meestal voeren de juridische ouders gezamenlijk het gezag over een kind. Dat wordt ook wel het ‘ouderlijk gezag’ genoemd. Indien het gezag door iemand anders dan een juridische ouder wordt gevoerd, dan wordt dit ‘voogdij’ genoemd.

Het gezag houdt het recht én de verplichting in om: 1) het kind op te voeden en te verzorgen, 2) het vermogen van het kind te beheren, en 3) het kind te vertegenwoordigen. Voorbeelden van die vertegenwoordiging zijn: een kind opgeven op school, of het geven van toestemming voor medische behandeling.

Indien beide ouders komen te overlijden, en zij niet zelf de voogdij hebben geregeld, dan zal de Raad van de Kinderbescherming een advies opstellen, waarna de rechter beslist wie de voogdij over de minderjarige kinderen krijgt. Dat kan bijvoorbeeld een familielid zijn of een jeugdinstelling. Een zogenaamde ‘peetoom’ of ‘peettante’ heeft daarbij geen juridische status. Ook een handgeschreven briefje of mondelinge toezeggingen over de voogdij heeft geen juridische waarde.

Het is raadzaam dat ouders zelf bepalen en regelen wie de voogdij over hun minderjarige kinderen zal krijgen in het geval van hun overlijden. Zij kunnen dit regelen in een testament, op te maken door de notaris, of ze kunnen dit regelen via het gezagsregister van de Rechtbank. De registratie via de rechtbank is gratis, en kan digitaal door de ouders aangevraagd worden met hun DigiD en het BSN nummer van het kind, via de website van de rechtbank: www.rechtspraak.nl Let op, de registratie in het gezagsregister dient ‘per kind’ te worden gedaan.

Ouders kunnen één of twee personen aanwijzen als voogd. Bij de voogdijaanwijzing is geen toestemming van de voogd(en) nodig. Hun aanvaarding van de voogdij is pas aan de orde als de voogdij ook daadwerkelijk aan de orde is.

Voor een alleenstaande ouder kan het extra belangrijk zijn om de voogdij al vóór de geboorte te regelen. Dat kan slechts bij testament, omdat het kind dan nog geen BSN nummer heeft. Indien u bepalingen wilt opleggen bij de voogdij, dan kan een testament ook meerwaarde hebben boven de registratie bij de rechtbank. Wilt u er meer over weten? Maakt u gerust een afspraak met één van onze notarissen.

Medische wilsverklaringen

14 oktober, 2021

Onze beroepsorganisatie (de KNB) heeft afgelopen zomer overleg gevoerd met de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE), over de rol van het notariaat bij medische wilsverklaringen. De NVVE is van mening dat het notariaat geen medische wilsverklaringen in het levenstestament zou moeten opnemen, maar dat de cliënt dit rechtstreeks met de (huis)arts moet regelen. In het verleden heeft de KNB in nauw overleg met diverse artsenorganisaties, waaronder ook de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), modelteksten voor het levenstestament opgesteld. De cliënt die ervoor kiest om een medische wilsverklaring in zijn levenstestament op te nemen, dient dit onderwerp ook op regelmatige basis met zijn of haar (huis)arts te bespreken. De geldigheid én dus de waarde van de medische verklaring is hiervan afhankelijk. Meer informatie hierover staat ook op notaris.nl.

Vanaf 1 januari 2023 verplicht energielabel C voor kantoren

23 september, 2021

Per 1 januari 2023 moet een kantoorgebouw minimaal energielabel C hebben. Voldoet het gebouw niet aan de eisen, dan mag het gebouw per 1 januari 2023 niet meer als kantoor gebruikt worden. Dit staat in de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK). Deze verplichting vloeit voort uit het Bouwbesluit 2012.

Er zijn een aantal uitzonderingen op de verplichting tot het hebben van een energielabel C. Bijvoorbeeld als het gaat om een kantoorgebouw dat maximaal 2 jaar wordt gebruikt of als het gaat om monumenten. Het ‘bevoegd gezag’, zoals de gemeente, treedt op als kantooreigenaren niet voldoen aan de regels en hun pand dus geen energielabel C heeft.

Voorlichting
Het ministerie start voor het ingaan van de verplichting met voorlichting. Daarna zullen gemeenten kantooreigenaren aanschrijven en wijzen op deze verplichting.

Kan een kind onterfd worden?

3 augustus, 2021

Ik merk in de praktijk dat er veel misverstanden zijn over de vraag of een kind onterfd kan worden. Het antwoord is: ja, dat kan. Stelt u zich dit gezin voor: vader, moeder, zoon en dochter. Vader wil zijn zoon onterven, en regelt dit in een testament bij de notaris. Enkele jaren later overlijdt vader, en zoon hoort dat hij onterfd is. Moeder en dochter blijken de enige erfgenamen te zijn.

Zoon hoeft de onterving niet te accepteren. Hij kan binnen vijf jaar na het overlijden van zijn vader een beroep doen op zijn “legitieme portie”. De legitieme portie is een gedeelte van de waarde van de nalatenschap, waarop een kind altijd aanspraak kan maken, ongeacht de inhoud van het testament. Bij een beroep op de legitieme portie krijgt het kind (‘de legitimaris’) een geldvordering op de erfgenamen, ter waarde van de helft van het erfdeel dat het kind zou hebben gekregen als er geen testament was geweest.

In het voorbeeld: als er geen testament was geweest, dan zouden moeder, zoon en dochter samen de erfgenamen zijn geweest, ieder voor 1/3e deel. De legitieme portie van zoon bedraagt de helft van 1/3e, dus 1/6e deel van de nalatenschap. Ter bescherming van moeder is de legitieme portie van zoon niet opeisbaar zolang moeder leeft.

Een onterfd kind hoeft overigens niet door de erfgenamen of door een notaris benaderd te worden met de vraag of hij een beroep wil doen op zijn legitieme portie. Soms is een onterfd kind niet op de hoogte van het overlijden van zijn vader of moeder, waardoor vijfjaarstermijn verstrijkt. Dat is het risico van het kind. Soms kiezen de erfgenamen ervoor om het onterfde kind actief te benaderen en te vragen of het onterfde kind wel of niet een beroep op de legitieme portie wil doen. Dan weet iedereen waar die aan toe is, en hoeven de erfgenamen er geen rekening mee te houden dat er jaren later nog een claim volgt en dat er dan een herverdeling van de nalatenschap (en een wijziging van de aangifte erfbelasting) nodig is. Het wel of niet actief benaderen van een onterfd kind is in beginsel een persoonlijke keuze van de erfgenamen, tenzij hier iets over in het testament is bepaald.

Als een kind geen beroep op zijn legitieme portie doet, dan heeft de onterving 100% effect gehad. Als een kind wel een beroep op zijn legitieme portie doet, dan heeft de onterving 50% effect. Bij de berekening van de legitieme portie moet ook rekening worden gehouden met giften die tijdens leven zijn gedaan, zoals giften aan de andere kinderen, giften die kennelijk zijn gedaan om daarmee het onterfde kind te benadelen, giften die zijn gedaan binnen vijf jaar voor het overlijden en schenkingen op papier.

Door een beroep te doen op de legitieme portie wordt een onterfd kind geen erfgenaam. Hij wordt dus geen mede-eigenaar van de goederen van de nalatenschap, en hij heeft daardoor geen zeggenschap over de afwikkeling en over de verdeling. Een legitimaris heeft alleen recht op geld en op inzage in de relevante stukken die nodig zijn om de legitieme portie te berekenen.

Een onterving is in het algemeen voor ouders een emotioneel zware beslissing, die niet over één nacht ijs genomen wordt. Wilt u er eens over praten? Maakt u gerust een afspraak met één van onze notarissen.

Liesbeth Verhagen

Digitale nalatenschap

2 augustus, 2021

Want wat is dat eigenlijk, “je digitale nalatenschap”? Als iemand er niet meer is, blijven er online accounts van die persoon voortbestaan. Bijvoorbeeld van Gmail, Facebook of Twitter. Het is aan te raden om te bepalen wat er na uw overlijden gebeurt met uw online accounts zoals Facebook, Twitter en LinkedIn. Wilt u uw profiel verwijderen of wilt u een gedenkpagina? Er zijn verschillende manieren om te voorkomen dat u na uw overlijden digitaal voortleeft.

De notaris heeft voor uw digitale nalatenschap een social media testament of digitale kluis. Daarin legt u vast:

  • welke online profielen u heeft;
  • uw gebruikersnamen en wachtwoorden;
  • wat er na uw overlijden mee moet gebeuren (verwijderen of een gedenkpagina inrichten) en wie uw ‘social media executeur’ is: een van uw nabestaanden of de notaris.

U kunt natuurlijk ook zelf een lijstje bijhouden van alle sites waar u een profiel of account heeft. Bewaar dit op een plek die gemakkelijk vindbaar is voor uw nabestaanden. Uw gebruikersnaam en een bewijsstuk van uw overlijden is voor socialmediadiensten meestal genoeg om uw profiel te verwijderen.

Vaak kunt u in een socialmediaplatform instellen wat er na uw overlijden met uw account gebeurt. Bij Google kunt u bijvoorbeeld aangeven wat er met uw gegevens moet gebeuren na een bepaalde periode waarin u niet heeft ingelogd. En bij Facebook kunt u een contactpersoon benoemen voor uw profiel na uw overlijden.

Let ook op wat er met uw gegevens in ‘the cloud’ gebeurt. Sommige hostingpartijen verwijderen al uw bestanden na uw overlijden. Ook foto’s die misschien van waarde zijn voor uw nabestaanden. Misschien heeft u ook betaalde accounts die elke maand van u incasseren. Of accounts met een tegoed. Maak het uw nabestaanden gemakkelijk om die accounts stop te zetten en het tegoed op te vragen.

Meer informatie vindt u op: Digitaal Nalatenschap (veiliginternetten.nl)

Homostel moet kosten draagmoeder kunnen aftrekken van belasting

28 juli, 2021

Als twee mannen samen een kind krijgen, zouden ze de kosten van de ivf-behandeling van de draagmoeder moeten kunnen aftrekken van hun inkomstenbelasting. Dat kan nu niet en dat is discriminerend, oordeelt de rechtbank in Arnhem. Die wil dat de Tweede Kamer opnieuw naar de regels gaat kijken.

De zaak was aangespannen door een homostel uit Gelderland. De twee mannen waren in 2016 naar de Verenigde Staten gegaan, zodat ze dankzij een draagmoeder samen een kind konden krijgen.

In 2018 werd hun kind geboren, en vervolgens voerde een van de twee mannen de kosten op als aftrekpost voor de inkomstenbelasting. De Belastingdienst wees dat af, omdat de twee mannen niet onvruchtbaar, ziek of invalide zijn.

Twee mannen kunnen nooit op een natuurlijke manier samen een kind krijgen, en de rechtbank vindt dat er “geen relevant verschil” is met een vrouw die vanwege onvruchtbaarheid niet zwanger kan worden. Zij kan die medische kosten wel aftrekken van de belasting, en dat is volgens de rechter discriminatie.

BRON: NOS, 28 juli 2021

Honden- en kattenverbod in een appartementencomplex

26 juni, 2021

Kan een algeheel verbod tot het houden van honden en katten in een appartementencomplex bij huishoudelijk regelement geregeld worden? Het Hof Den Bosch heeft zich op 9 mei 2019 over deze vraag uitgesproken, en in een vergelijkbare zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 juni 2021 de uitspraak van het Hof gevolgd.

Het Hof heeft onder meer het volgende overwogen: “Het hof is van oordeel dat een algeheel verbod op het houden van honden en katten […] geen regel van orde vormt maar een principiële beperking van de gebruiksmogelijkheid van het appartementsrecht. Iedere permanente aanwezigheid van een hond of kat in het gezin van een gebruiker van het appartementsrecht wordt aldus […] uitgesloten ook indien geen enkele overlast of hinder wordt veroorzaakt, en/of ook indien sprake is van een blindengeleidehond of hulphond. […] Aldus wordt de appartementseigenaar in algemene zin en onvoorwaardelijk beperkt in een deel van zijn of haar gebruik, ongeacht de wijze waarop hij of zij dit gebruik vorm wenst te geven. Aan de vastgestelde beperking (in algemene zin en onvoorwaardelijk) van het gebruik […] doet niet af dat het slechts om katten en honden zou gaan en niet om een verbod op alle huisdieren. […]

Regels omtrent gedrag van honden en katten, bijvoorbeeld het niet veroorzaken van overlast door bijvoorbeeld overdadig geluid en/of het bevuilen van gemeenschappelijke ruimten, zijn daarentegen wel regels van orde. Deze kunnen immers ook ten aanzien van bewoners zelf worden geformuleerd, zoals een verbod op overlast door geluid, waaronder die door muziekinstrumenten, gedurende bepaalde delen van de dag.”

Kortom, een algeheel verbod tot het houden van honden en katten kan conform artikel 5:112 lid 4 BW uitsluitend in het splitsingsreglement worden opgenomen en niet in het huishoudelijk reglement.

Wat betekent de WBTR voor Stichtingen?

26 mei, 2021

Op 1 juli 2021 treedt de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) in werking. Deze wet leidt introduceert onder meer voor stichtingen een wettelijke regeling over tegenstrijdig belang. Ook zijn er bepalingen over meervoudig stemrecht en ontstentenis en belet. Wat betekent deze wet bij certificering, familiestichtingen, stichtingen die bewindvoerder of executeur zijn, en afwikkelingsstichtingen?

Ten eerste het tegenstrijdig belang. Thans (voor 1 juli 2021) bevat de wet geen regeling over tegenstrijdig belang dat de stichting kan hebben met één of meer van haar bestuurders. Een vertegenwoordigingsbevoegd bestuurder met een tegenstrijdig belang kan als hoofdregel daarom rechtsgeldig de stichting vertegenwoordigen. De statuten kunnen een tegenstrijdig belangregeling behelzen, maar die heeft in beginsel slechts interne werking en kan dus niet aan derden worden tegengeworpen. In de literatuur wordt hier overigens ook wel anders over gedacht.

In de WBTR wordt een wettelijke regeling voor tegenstrijdig belang bij stichtingen geïntroduceerd. De hoofdregel houdt in dat een bestuurder niet deelneemt aan de beraadslaging en de besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie.

Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door het toezichthoudend orgaan. Hiervan is sprake als de stichting maar één bestuurder heeft of als alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben. Omdat een toezichthoudend orgaan voor een stichting niet wettelijk is voorgeschreven, zal dit er niet altijd zijn. Ontbreekt dit toezichthoudend orgaan, dan gaat de regel gelden dat het bestuur de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen schriftelijk vastlegt. Dit kan bijvoorbeeld door de betreffende overwegingen in de notulen van de bestuursvergadering op te nemen of daaraan te hechten.

De regeling bepaalt evenwel ook dat de statuten anders kunnen bepalen. Bijvoorbeeld door andersoortige aanvullende eisen te stellen, dan wel doordat de aan het besluit ten grondslag liggende overwegingen niet schriftelijk door het bestuur behoeven te worden vastgelegd indien geen toezichthoudend orgaan is ingesteld.

Ook komt er een tegenstrijdig belangregeling voor leden van het toezichthoudend orgaan. Een commissaris neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. Indien alle leden van dit orgaan een direct of indirect persoonlijk belang hebben dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie, legt het toezichthoudend orgaan de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen schriftelijk vast, tenzij de statuten anders bepalen.

Dan het meervoudig stemrecht. De Wet bestuur en toezicht rechtspersonen bevat een regeling over het meervoudig stemrecht. Bepaald is dat een bepaalde bestuurder of commissaris van een stichting, niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders respectievelijk commissarissen tezamen. Voorts is een bepaling van overgangsrecht aangenomen, op grond waarvan, kort gezegd, een andersluidende bepaling vijf jaar na inwerkingtreding van de wet niet meer geldt en voorts een dergelijke andersluidende regeling bij de eerstvolgende statutenwijziging uit de statuten moet worden verwijderd.

Ten slotte ontstentenis en belet. De Wet bestuur en toezicht rechtspersonen schrijft voor dat er een statutaire regeling dient te zijn voor het geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders of alle commissarissen. Daarnaast kunnen de statuten voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van één of meer bestuurders respectievelijk commissarissen. In de statuten kan voorts nader worden bepaald wanneer sprake is van belet.

Ook deze bepaling is aangevuld met een bepaling van overgangsrecht. Op basis van deze overgangsregel kan de rechtspersoon die nog geen statutaire ontstentenis- en beletregeling heeft, aan de wettelijke regeling voldoen door bij de eerstvolgende statutenwijziging alsnog een dergelijke regeling op te nemen. Aanpassen hoeft dus niet direct, maar worden de statuten herzien, dan moet een statutaire regeling over ontstentenis en belet worden opgenomen.

Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR)

25 mei, 2021

Op 1 juli 2021 wordt de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) van kracht. Deze wet is bedoeld om bestuur en toezicht van verenigingen en stichtingen te verbeteren. Er zijn regels opgesteld over taken, bevoegdheden, verplichtingen en aansprakelijkheid. De overheid wil met de wet voorkomen dat wanbestuur, onverantwoordelijk financieel beheer, zelfverrijking, misbruik van posities en andere ongewenste activiteiten verenigingen en stichtingen schaden.

De nieuwe wet ziet daarom op de inrichting van organisaties die meerdere organen hebben in het kader van bestuur en toezicht, bijvoorbeeld:

– bestuur en directie: iedere directeur wordt dan als procuratiehouder ingeschreven bij de KvK;

– één bestuur met twee soorten bestuurders (bijvoorbeeld algemeen bestuur en dagelijks bestuur);

– bestuur en raad van toezicht.

In de WBTR is vastgelegd dat een organisatie een toezichthoudend orgaan kán hebben, en op welke wijze dat kan, namelijk door (i) een one-tier board of (ii) een raad van commissarissen op te nemen in de statuten.

1) Een one-tier board is een monistisch bestuursmodel. De toezichthouders maken dan deel uit van het bestuur. Er is dus geen separate raad van commissarissen, maar wel een bestuur waarin zowel de besturende bestuurders (= uitvoerende bestuurders of ‘executives’) als de toezichthoudende bestuurders (= niet-uitvoerende bestuurders of ‘non-executives’) zitten. Een verondersteld voordeel van dit bestuursmodel is dat de toezichthoudende bestuurders in vergelijking met ‘echte’ commissarissen meer betrokken zijn bij het dagelijkse bestuur en zij ook nauwer toezicht kunnen houden op de gang van zaken.

2) De raad van commissarissen is een op zichzelf staand toezichthoudend orgaan. Anders dan bij een one-tier board zijn er dus geen uitvoerende en toezichthoudende bestuurders, maar is er een bestuur en een separate raad van commissarissen als toezichtsorgaan. Dat wordt een dualistisch bestuursmodel of een ‘two-tier-board’ genoemd. Een raad van commissarissen mag bij een stichting of vereniging ook ‘raad van toezicht’ heten. In alle gevallen geldt dat alleen natuurlijke personen een toezichthoudende functie kunnen vervullen.

Overigens blijft ook het (eenvoudige) bestuursmodel en het directiemodel mogelijk.

Stichting en verenigingen zijn niet verplicht een raad van commissarissen in te stellen op basis van de nieuwe wet. Dat blijft in principe een keuze, tenzij sectorspecifieke regelgeving daartoe verplicht. Die sectorale regels kunnen de instelling van een one-tier board verbieden. Dat is onder meer het geval bij woningcorporaties, zorginstellingen, banken en verzekeraars. Zij moeten dus een ‘echte’ RvC instellen. Onderwijsinstellingen kunnen wel voor een one-tier board kiezen.

Indien er in de huidige statuten bepalingen staan die niet stroken met de nieuwe wet, dan vervallen die bepalingen automatisch door het overgangsrecht. Een organisatie is niet verplicht om de statuten aan te passen, maar bij een volgende statutenwijziging moeten de regels van de WBTR wel in acht genomen worden.

Voorlopig geen boete voor ontbreken energielabel

23 april, 2021

Het nieuwe energielabel heeft gezorgd voor een tekort aan energieadviseurs. Daarom heeft minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besloten dat woningeigenaren tot 1 juli 2021 geen boete krijgen voor het niet aanvragen van een energielabel voor de verkoop van een huis. Voorwaarde is wel dat ze hebben geprobeerd het label tijdig te registreren.

De meeste aanvragen voor een energielabel verlopen zonder problemen. Dat schrijft de minister in een Kamerbrief (pdf). Toch komt het soms voor dat mensen niet op tijd een energieadviseur kunnen vinden. De minister verwacht dat het aantal adviseurs zal toenemen, deze beter vindbaar zullen zijn en dat uitschieters in de prijzen en doorlooptijden daardoor zullen afnemen. Bij de introductie van het nieuwe energielabel op 1 januari dit jaar was de verwachting dat dit gemiddeld 190 euro zou gaan kosten. De website woninglabel.nl berekende echter dat de gemiddelde prijs in februari op 256 euro lag.

Een energielabel is nodig als een huiseigenaar zijn woning wil verkopen of verhuren. De notaris dient de verkoper te wijzen op de wettelijke verplichting tot overhandiging van het energielabel.

Wijziging startersvrijstelling per 1 april 2021

5 februari, 2021

Vanaf 1 april 2021 kan er geen beroep meer worden gedaan op de startersvrijstelling als de maatstaf voor de overdrachtsbelasting hoger is dan € 400.000. Let op, het gaat om de maatstaf. De maatstaf is de waarde in het economisch verkeer, of de koopsom als die hoger is.

Als het niet duidelijk genoeg is wat de maatstaf is, bijvoorbeeld als er binnen familieverband wordt overgedragen, dan is dat voor de notaris aanleiding om een taxatie te vragen.

Ook bij appartementsrechten of woningen op erfpacht is het opletten geblazen: door de kapitalisatie van de erfpachtcanon, kan er voor de maatstaf iets bij de koopsom opgeteld worden, waardoor de maatstaf van heffing boven de € 400.000 kan uitkomen.

Dit zal ongetwijfeld nog tot knelpunten gaan leiden… We zullen zien!

Akte voor het slapen gaan

22 januari, 2021

Heeft u wel eens moeite om in slaap te vallen? Notaris Daniëlle van Iperen leest op Spotify een levenstestament voor. Dus ontspan en laat u meevoeren dankzij kabbelende beekjes, zachte tonen en de rustgevende inhoud van een levenstestament…. 🙂

Cadeau

7 januari, 2021

Wist u dat ons kantoor zo nu en dan een akte cadeau geeft? Dit keer viel een mevrouw uit de gemeente Meierijstad in de prijzen; zij krijgt een gratis testament!

Formulieren startersvrijstelling en 2% overdrachtsbelasting

22 december, 2020

Zoals eerder aangekondigd, vinden met ingang van 1 januari 2021 belangrijke veranderingen plaats met betrekking tot de overdrachtsbelasting. Als de leveringsakte met betrekking tot een onroerende zaak na 31 december 2020 wordt gepasseerd, zal als hoofdregel het tarief van 8% gelden. Is echter sprake van een woning die voor de verkrijger als hoofdverblijf gaat dienen, dan kan een beroep worden gedaan op het verlaagde tarief van 2% dan wel op de startersvrijstelling indien de verkrijger meerderjarig is maar niet ouder is dan 34 jaar.
Voor de toepassing van het tarief van 2% en de startersvrijstelling geldt onder meer het vereiste dat de verkrijger een standaardformulier van de Belastingdienst invult. Thans zijn het formulier voor het 2%-tarief en het formulier voor de startersvrijstelling te downloaden.

Verklaring overdrachtsbelasting – Laag tarief (belastingdienst.nl)

Verklaring overdrachtsbelasting – Startersvrijstelling (belastingdienst.nl)

Corona maatregelen

15 december, 2020

De nieuwe maatregelen van het Kabinet om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, hebben geen betrekking op notariskantoren. Wij blijven dus open en onze dienstverlening gaat door, al is dat natuurlijk wel in aangepaste vorm: gesprekken vinden telefonisch of online plaats, de aktes worden wel op kantoor getekend. Waar mogelijk maken we daarbij gebruik van een volmacht. In uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld bij een coronabesmetting, mogen wij op grond van noodwetgeving gebruik maken van digitale en/of audiovisuele middelen voor het tekenen van een akte.

De nieuwe regels overdrachtsbelasting per 1 januari 2021 (in het kort)

4 december, 2020
  1. Verkrijgingen van niet-woningen (door zowel particulieren als niet-natuurlijke personen) worden vanaf 1 januari 2021 zwaarder belast omdat het tarief stijgt van 6% naar 8%.
  2. Verkrijgingen van bestaande woningen (door zowel particulieren als niet-natuurlijke personen) die niet als hoofdverblijf voor de verkrijger zullen dienen worden met ingang van 1 januari 2021 ook zwaarder belast omdat het tarief dan stijgt van 2% naar 8%.
  3. Verkrijgingen van bestaande woningen door particulieren die daar zelf gaan wonen en gebruik kunnen maken van de startersvrijstelling (omdat zij meerderjarig zijn doch jonger dan 35 jaar, de startersvrijstelling niet eerder hebben toegepast en vanaf 1 april 2021 de waarde van de woning niet hoger is dan € 400.000) worden vanaf 1 januari 2021 bevoordeeld omdat dan geen overdrachtsbelasting is verschuldigd in plaats van 2%.
  4. Overige verkrijgingen van bestaande woningen door particulieren die daar zelf gaan wonen worden niet zwaarder of lichter belast omdat het tarief in die gevallen 2% blijft.

Wat moet een notaris doen bij gefingeerde prijsafspraken die afwijken van de werkelijkheid?

4 december, 2020

Als een notaris vermoedt dat partijen een prijsafspraak hebben gemaakt die hoger is dan hetgeen zij tegenover de notaris hebben verklaard, bijvoorbeeld om te voldoen aan de woningwaardegrens van € 400.000 die vanaf 1 april 2021 voor de startersvrijstelling geldt, moet de notaris hiernaar onderzoek doen. Als blijkt dat dit daadwerkelijk zo is, moet de notaris voor de overdrachtsbelasting uitgaan van de hogere koopprijs. De notaris hoeft geen dienst te weigeren tenzij partijen de notaris verbieden of niet in staat stellen de juiste heffingsmaatstaf aan de Belastingdienst op te geven en het juiste belastingbedrag te voldoen. Aan de notaris kan een fiscale boete worden opgelegd als sprake is van medeplichtigheid. Verder dient de notaris melding te doen van een ongebruikelijke transactie aan de Financial Intelligence Unit (FIU) als de transactie beoogt om ten onrechte geen overdrachtsbelasting te betalen en niet aan de geldende wetgeving te voldoen. Ook voorgenomen ongebruikelijke transacties waarvan de notaris kennis heeft, moeten worden gemeld bij de FIU. Gelet op het te verwachten ontwijkgedrag met betrekking tot de woningwaardegrens van € 400.000 zal de Belastingdienst hierop toezicht uitoefenen waarbij extra personeel zal worden ingezet.

27 november, 2020

Ongehuwde partner van moeder krijgt automatisch gezag

Het wetsvoorstel ‘erkenning en gezag’ is deze week aangenomen door de Tweede Kamer. Daarin wordt het onderscheid tussen gehuwde en ongehuwde ouders opgeheven voor de gevolgen van erkenning. De ongehuwde partner van de moeder krijgt automatisch ook het gezag als hij of zij het kind erkent. Het wetsvoorstel gaat nu naar de Eerste Kamer.

Wel zijn er enkele uitzonderingen op het automatisch krijgen van het gezag. Bijvoorbeeld als één of beide ouders onbevoegd zijn tot gezag, de voogd met het gezag over het kind is belast of de moeder en erkenner in een notariële akte of bij de ambtenaar van de burgerlijke stand verklaren dat het gezag alleen door de moeder wordt uitgeoefend.

Differentiatie overdrachtsbelasting in twee fases

20 november, 2020

Als het gewijzigde wetsvoorstel differentiatie overdrachtsbelasting op 1 januari 2021 ingaat, krijgt het notariaat te maken met twee fases. In de eerste fase wordt gewerkt met een schriftelijke verklaring en een voorgeschreven tekst in de akte. In de tweede fase wordt gewerkt met een aangiftebericht.

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel vorige week met enkele amendementen aangenomen. Nu moet de Eerste Kamer er nog mee instemmen. Als dat gebeurt, gaat de Wet differentiatie overdrachtsbelasting in per 1 januari 2021. Vanaf die datum gaat de eerste fase in voor het notariaat. Die duurt tot 1 januari 2022.

Eerste fase
Het draait in de eerste fase om twee verklaringen: de startersverklaring en de verklaring overdrachtsbelasting verlaagd tarief. De koper moet de juiste verklaring zelf downloaden van de website van de Belastingdienst, invullen, printen en opsturen naar de notaris.

Startersvrijstelling
Van 1 januari 2021 tot 1 april 2021 maakt het voor de startersvrijstelling niet uit hoe hoog de waarde van de woning is. Vanaf 1 april 2021 geldt een woningwaardegrens van 400.000 euro. Is de woningwaarde lager dan dit bedrag, dan hoeft er geen overdrachtsbelasting betaald te worden. Is de woningwaarde hoger dan dat bedrag, dan moet 2 procent overdrachtsbelasting worden betaald over de hele woningwaarde. Vanaf 1 april 2021 kan dit dus betekenen dat als de koper een startersverklaring opstuurt,  er niet automatisch sprake is van een startersvrijstelling. De waarde is dan een extra factor waar rekening mee gehouden moet worden. De eerdere horizonbepaling van 5 jaar voor de startersvrijstelling is komen te vervallen: de startersvrijstelling krijgt dus een permanent karakter.

Voorbereiding transactie
De koper moet de verklaring voorafgaand aan het passeren van de akte aanleveren bij de notaris. De eerder in het wetsvoorstel opgenomen voorwaarde dat dit “onmiddellijk voorafgaand aan” moet zijn, is op verzoek van de KNB komen te vervallen. De notaris heeft daardoor meer tijd gekregen om de transactie goed voor te kunnen bereiden.

Verwijzing
In de akte moet, als sprake is van de levering van een woning, worden verwezen naar het wetsartikel voor de startersvrijstelling en/of het wetsartikel voor het verlaagd tarief van 2 procent. Daarnaast is het wenselijk dat ook specifiek de startersverklaring en/of de verklaring overdrachtsbelasting verlaagd tarief wordt genoemd. Dit helpt de Belastingdienst bij de uitvoering van de nieuwe regeling.  De schriftelijke verklaring moet aan de akte worden gehecht én binnen een maand na het passeren van de akte naar de Belastingdienst (als annex) worden gestuurd.

Tweede fase
Vanaf 1 januari 2022 wordt in de tweede fase gewerkt met een aangiftebericht. Hoe dit er precies uit gaat zien, wordt door de KNB in nauw overleg met de Belastingdienst uitgewerkt De uitgangspunten voor het aangiftebericht worden vastgelegd in een ministeriële regeling. Wat dit betekent voor de verklaring en de tekst in de akte, wordt nog bekeken.

Per 1 april 2021 geldt startersvrijstelling slechts als woning niet meer waard is dan € 400.000

16 november, 2020

De startersvrijstelling voor meerderjarige verkrijgers die jonger zijn dan 35 jaar van een woning-hoofdverblijf zal vanaf 1 april 2021 worden beperkt tot woningen waarvan de waarde niet hoger ligt dan € 400.000. De waarde wordt beoordeeld per gehele woning met aanhorigheden. Dit betekent bijvoorbeeld dat de verkrijging van de onverdeelde helft van een woning met een waarde van € 500.000 niet onder de vrijstelling valt. Opgemerkt wordt dat het gaat om een drempelvrijstelling zodat deze vervalt als de woning meer waard is dan € 400.000. Er is een antimisbruikbepaling om te vermijden dat verkrijgingen kunstmatig worden gesplitst. Omdat de beperking van de startersvrijstelling op 1 april 2021 ingaat, worden verkrijgingen die geschieden in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 niet hierdoor getroffen.

Artikel 13 WBR: bij modelclausule hoeven starters 0% en doorstromers 2% af te dragen

22 oktober, 2020

Bij een overdracht binnen 6 maanden wordt vaak overeengekomen dat de verkrijger het belastingvoordeel van artikel 13 WBR aan de verkoper vergoedt. Dit betekent niet dat de verkoper de door hem betaalde overdrachtsbelasting volledig van de koper krijgt vergoed. Stel dat een belegger in 2021 een woning verwerft voor een koopprijs van € 200.000. Hij betaalt dan € 16.000 overdrachtsbelasting. Als hij binnen 6 maanden overdraagt aan een starter zal hij op grond van de bestaande modelclausules geen overdrachtsbelasting van de koper retour krijgen omdat recht bestaat op de startersvrijstelling. Wordt er geleverd aan een ‘doorstromer’ dan krijgt de belegger 2% van € 200.000 = € 4.000 van de koper.

Bij panden die worden verbouwd tot woning is belastingheffing afhankelijk van de situatie

22 oktober, 2020

Als iemand een (leegstaande) winkel of kantoor verkrijgt met de bedoeling om het pand te verbouwen tot woning, zal straks het overdrachtsbelastingtarief van 8% gelden als op het moment van de verkrijging nog steeds sprake is van een winkel of kantoor omdat dan geen sprake is van een woning (zie HR 29 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1779, FBN 2020-3). Als bouwgrond wordt verkregen van een BTW-ondernemer is er omzetbelasting verschuldigd. Wordt het bouwterrein verkregen van een niet-ondernemer, dan is pas sprake van een woning voor de overdrachtsbelasting als de fundering voor de nieuwe woning is aangelegd.

Voor deel van pand dat niet is bestemd voor bewoning gelden de faciliteiten in beginsel niet

22 oktober, 2020

Bij onroerende zaken die naar hun aard gedeeltelijk voor bewoning en deels voor andere doeleinden (bijvoorbeeld bedrijfsdoeleinden) zijn bestemd, kunnen de startersvrijstelling en het WBR-tarief van 2% enkel worden toegepast op het deel dat voor bewoning is bestemd mits de verkrijger dit (anders dan tijdelijk) als hoofdverblijf gaat gebruiken. Is geen sprake van splitsbare delen en wordt een woning die voor ten minste 90% voor bewoning is bestemd als hoofdverblijf gebruikt door de verkrijger, dan gelden de faciliteiten voor het gehele pand.

Voor deel van woning dat wordt verhuurd gelden de startersvrijstelling en het 2%-tarief niet

22 oktober, 2020

Indien de verkrijger van een woning slechts een deel van de woning als hoofdverblijf gaat gebruiken en een deel gaat verhuren, dan gelden de startersvrijstelling en/of het tarief van 2% niet voor het deel dat voor verhuur is bestemd. Voor de overdrachtsbelasting moet dan een splitsing worden gemaakt tussen de twee delen op basis van het oppervlaktegebruik. Indien echter de woning qua oppervlakte voor 90% is bestemd als hoofdverblijf door de verkrijger kunnen op de gehele woning de genoemde belastingfaciliteiten worden toegepast.

Aanhorigheden moeten op dezelfde dag als de woning worden verkregen anders geldt 8%-tarief

21 oktober, 2020

Op verkrijging van ‘aanhorigheden’ bij een woning kan ook de startersvrijstelling of het tarief van 2% worden toegepast indien zij gelijktijdig met de woning worden verkregen. Als de aanhorigheden en de woning van verschillende personen afkomstig is, moeten deze op dezelfde dag worden verkregen omdat anders voor de aanhorigheden het tarief van 8% geldt.

Bij recreatiewoning die niet permanent mag worden bewoond geldt doorgaans het 8%-tarief

21 oktober, 2020

Doorgaans zal niet worden voldaan aan het hoofdverblijfcriterium van de startersvrijstelling en het 2%-tarief bij de verkrijging van een recreatiewoning indien permanente bewoning niet is toegestaan en inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) niet mogelijk is.

In misbruikgevallen gelden startersvrijstelling en 2%-tarief niet ook al wordt er 6 maanden gewoond

21 oktober, 2020

In bepaalde situaties wordt niet aan het hoofdverblijfcriterium voldaan ondanks dat de woning een half jaar door de verkrijger als hoofdverblijf is gebruikt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het geval waarbij de woning na 6 maanden en 1 dag wordt verhuurd en de huurovereenkomst aansluitend op de verkrijging reeds is gesloten. Ook kan worden gedacht aan de verkrijger die zich een half jaar inschrijft op het adres van de woning maar niet de intentie heeft om er te wonen of aan een belegger die een half jaar in de woning gaat wonen enkel om gebruik te maken van het WBR-tarief van 2% of zelfs van de startersvrijstelling.

Mogelijk schenkbelasting als partner overdrachtsbelasting van de ander voor zijn rekening neemt

21 oktober, 2020

Stel dat ongehuwden gezamenlijk een woning verkrijgen waarbij de ene partner (jonger dan 35) recht heeft op de startersvrijstelling en de andere partner (35 jaar of ouder) niet. De laatstgenoemde is dan overdrachtsbelasting verschuldigd. Als deze heffing echter door beide partners wordt betaald, kan dat leiden tot schenkbelasting. Dit wordt niet anders als in hun notarieel samenlevingscontract is bepaald dat de kosten van de huishouding worden verdeeld op basis van hun draagplicht omdat de overdrachtsbelasting niet hieronder valt.

Als een partner een woning verwerft, behoudt andere partner de startersvrijstelling voor later

21 oktober, 2020

Stel een vrouw van 28 jaar is gehuwd in gemeenschap van goederen met een man van 29 jaar. Indien dan alleen de vrouw een woning verkrijgt, kan zij aanspraak maken op de startersvrijstelling (mits aan de overige vereisten wordt voldaan). Omdat in dat geval de man nog geen aanspraak heeft gemaakt op de startersvrijstelling, zou hij later bij aankoop van een andere woning de vrijstelling kunnen benutten als aan alle eisen wordt voldaan. De eenmalige startersvrijstelling geldt dus per individuele verkrijger en niet per koppel.

Bij partners kan de tenaamstelling van de woning van belang zijn voor de startersvrijstelling

21 oktober, 2020

Als de ene partner voldoet aan de voorwaarden van de startersvrijstelling maar de andere partner niet, is de verkrijging vrijgesteld van overdrachtsbelasting als de woning uitsluitend op naam wordt gezet van de partner die voldoet aan de voorwaarden van de vrijstelling. Dit wordt niet anders als de partners zeer kort daarna gaan trouwen en de woning gaat behoren tot een huwelijksgemeenschap of onderdeel uitmaakt van een verrekenbeding dat in huwelijkse voorwaarden is opgenomen. Ook als de partners een samenlevingscontract hebben met een meerwaardeclausule of een verrekenbeding (er is dan geen sprake van een economische eigendomsverkrijging) staat dat niet in de weg aan de vrijstelling.

Financiën verduidelijkt differentiatie overdrachtsbelasting

19 oktober, 2020

De verklaringen voor de startersvrijstelling en het verlaagde tarief worden beschikbaar gesteld op de website van de Belastingdienst en kunnen daarvan gedownload worden. Als ouders een woning voor een kind kopen en deze niet zelf duurzaam als hoofdverblijf gaan gebruiken, is het 8 procent-tarief van toepassing. Deze en andere antwoorden heeft staatssecretaris Hans Vijlbrief van Financiën gegeven aan de commissie voor Financiën van de Tweede Kamer bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet differentiatie overdrachtsbelasting.

Dit wetsvoorstel is op Prinsjesdag ingediend en roept diverse vragen op. In de Nota naar aanleiding van het Verslag beantwoordt de staatssecretaris diverse vragen uit de notariële praktijk. Veel antwoorden gaan over de toepassing van de nieuwe wettelijke regeling. Bijvoorbeeld over het hoofdverblijfcriterium voor de startersvrijstelling en het verlaagde tarief. Andere antwoorden gaan over de uitvoering van het wetsvoorstel. Bijvoorbeeld over het gebruik van de verklaringen voor de startersvrijstelling en het verlaagde tarief. De KNB heeft de voor het notariaat belangrijkste antwoorden (pdf) op een rij gezet.

Nieuw energielabel op losse schroeven

1 oktober, 2020

Een meerderheid van de Tweede Kamer heeft dinsdag een motie van VVD-Kamerlid Daniel Koerhuis aangenomen om de invoering van het nieuwe energielabel uit te stellen. Dit nieuwe label zou 1 januari 2021 ingaan.

De regering wil per 1 januari een nieuwe bepalingsmethode voor het energielabel invoeren. Adviseurs gaan de woning bezoeken om de duurzaamheid ervan vast te stellen. De woningeigenaar krijgt hierdoor een meer nauwkeurig en uitgebreid label. Volgens de VVD zijn huiseigenaren dan ook een stuk duurder uit: het gaat van 10 euro naar 190 euro. De notaris dient de verkoper te wijzen op zijn of haar wettelijke verplichting tot overhandiging van het energielabel. De regering beraadt zich nu en komt op een later tijdstip met een verdere reactie.

Invoering UBO-register 27 september 2020

22 september, 2020

Op 27 september 2020 zal de registratieplicht voor juridische entiteiten van hun uiteindelijk belanghebbenden (UBO) in Nederland in werking treden. Voor organisaties die op 27 september 2020 zijn ingeschreven in het handelsregister geldt dat zij tot 27 maart 2022 de tijd hebben om opgave te doen van de UBO-gegevens.

Voor notarissen (en andere Wwft-instellingen) geldt vanaf 27 september 2020 dat zij verplicht zijn om een melding te doen aan de Kamer van Koophandel van iedere discrepantie die wordt ontdekt tussen de UBO-gegevens die zijn geregistreerd in het handelsregister en de informatie over de UBO waarover de notaris uit andere hoofde beschikt (artikel 10c Wwft).

In een implementatiebesluit zijn de gevallen uitgewerkt waarin openbare UBO-gegevens op verzoek worden afgeschermd. Het gaat hier (limitatief) om personen die van overheidswege zijn beveiligd, minderjarigen, curandi ex artikel 1:378 BW en ‘onderbewindgestelden’ ex artikel 1:431 BW. Ook wordt verduidelijkt dat als het hoger leidinggevend personeel als UBO (pseudo-UBO) moet worden aangewezen, dit elke persoon is die deel uitmaakt van het statutair bestuur.

Nieuw energielabel

17 september, 2020

Energielabels veranderen per 1 januari 2021. Er komt een nieuwe bepalingsmethode. Adviseurs gaan de woning bezoeken om de duurzaamheid ervan vast te stellen. De woningeigenaar krijgt hierdoor een meer nauwkeurig en uitgebreid label. De notaris moet bij de overdracht van een woning controleren of het energielabel er is: vanaf volgend jaar is dat dus het energielabel nieuwe stijl.

Wetsvoorstel inzake overdrachtsbelasting (2021)

16 september, 2020

De verkrijging door een persoon jonger dan 35 jaar (starter) van een woning die voor hem zal dienen als hoofdverblijf,  wordt vrijgesteld van overdrachtsbelasting.

Voor niet-starters die een hoofdverblijfwoning verkrijgen, blijft het toepasselijk tarief 2%. Voor overige verkrijgingen van woningen en alle niet-woningen geldt het nieuwe basistarief van 8%.

Personen die voor 1 januari 2021 een woning hebben gekocht en na die datum een nieuwe woning kopen en op dat moment voldoen aan de vereisten dat zij (1) jonger dan 35 jaar zijn, (2) de woning zullen gebruiken als hoofdverblijf en (3) de vrijstelling niet eerder hebben toegepast, kunnen ook een beroep doen op de vrijstelling.

Aanhorigheden, zoals een garage die naast de woning ligt, kunnen delen in de vrijstelling of in het verlaagde tarief van 2%, mits deze gelijktijdig met de woning worden verkregen. Later verkregen aanhorigheden worden belast met 8% overdrachtsbelasting.

Uit het wetsvoorstel blijkt het voornemen dat de startersvrijstelling per 1 januari 2026 weer vervalt.

Volgens Rechtbank was woonwagen onroerend

10 september, 2020

X is eigenaar van een stuk grond waarop een woonwagen staat. In geschil is of de waarde van de woonwagen terecht is meegenomen in de WOZ-beschikking die X heeft ontvangen. Hiervoor is van belang of de woonwagen onroerend is als bedoeld in artikel 3:3 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De Rechtbank oordeelt dat de woonwagen onroerend is omdat deze naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat de woonwagen al minimaal 35 jaar op dezelfde plaats staat. Niet van belang is dan dat technisch bezien de mogelijkheid bestaat om de woonwagen te verplaatsen. Het enkele gegeven dat de wagen wielen bevat, maakt in dit geval niet dat deze niet meer onroerend is.

Bron: Rb. Amsterdam 19 augustus 2020, nr AMS 19/6577 (ECLI:NL:RBAMS:2020:4307)

Spoedwet digitaal passeren wordt verlengd

4 september, 2020

De spoedwet die het mogelijk maakt akten bij de notaris via elektronische communicatie­middelen op te stellen, wordt verlengd tot 1 oktober 2020. In eerste instantie was de tijdelijke wet geldig tot 1 september. Ook zorgt de wet ervoor dat jaarvergaderingen van rechtspersonen tot 1 oktober op afstand kunnen plaatsvinden.

De tijdelijke wet treft een aantal voorzieningen die noodzakelijk zijn in verband met de uitbraak van COVID-19. Notarissen kunnen voor identificatie en belehrung gebruik maken van audiovisuele middelen en de akte vervolgens passeren. Dit kan uitsluitend in situaties waarbij geen andere mogelijkheden zijn om te komen tot een normale manier van passeren van de akte. De wet is bovendien tijdelijk en zorgt niet voor een aanpassing van de Wet op het notarisambt (Wna). De spoedwet kan opnieuw worden verlengd.

Minister wil legitieme portie niet afschaffen

4 september, 2020

Minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) ziet geen dringende noodzaak om de legitieme portie te schrappen. Dat antwoordt hij op vragen van Vera Bergkamp (D66). Volgens een door haar aangehaalde brief van de KNB heeft de legitieme portie geen maatschappelijk draagvlak meer.

Bergkamp benadrukte in haar vragen (pdf) dat ieder individu zelf moet kunnen bepalen naar wie zijn of haar erfenis gaat. Bovendien verwees zij naar een brief van de KNB uit 2016. Die ging over een publiekspeiling, waaruit bleek dat 40 procent van de ondervraagden voor de afschaffing van de legitieme portie was. De overgrote meerderheid van de wetenschap deelt volgens haar deze mening.

Rechtsovertuiging
De minister ziet geen noodzaak het huidige erfrecht, ingevoerd in 2003, te veranderen. Daarin is geregeld dat kinderen die in een testament worden onterfd, recht houden op de legitieme portie.  ‘Deze beperking op de testeervrijheid is gebaseerd op de rechtsovertuiging dat aan kinderen en hun afstammelingen een deel van de nalatenschap van hun ouders toekomt’, aldus de minister. Ook biedt de legitieme portie volgens hem bescherming aan kinderen uit een eerder huwelijk die mogelijk worden benadeeld ten opzichte van kinderen uit een nieuwe relatie.

Onderzoek
Volgens Dekker blijkt uit het onderzoek van de KNB ook geen dringende en breed gedragen noodzaak om de legitieme portie te schrappen. Ook heeft hij uit de praktijk geen signalen gekregen die in een andere richting wijzen. Een nieuw onderzoek is volgens hem niet nodig, omdat het Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud Universiteit in samenwerking met Netwerk Notarissen recent een draagvlakonderzoek heeft gehouden over de legitieme portie. Dit rapport wordt deze maand verwacht.

(Bron: KNB)

Covid-19: de stand van zaken op kantoor

21 augustus, 2020

Het aantal besmettingen met het coronavirus stijgt, dus het kabinet scherpt zijn beleid verder aan. Ook wij willen het goede voorbeeld geven: We willen nog steeds geen personen aan tafel die géén partij bij de akte zijn. We sturen verkopers een volmacht, doen legalisatie slechts op afspraak en doen de meeste besprekingen middels videobellen. Heeft u een afspraak op ons kantoor, maar bent u verkouden, heeft u koorts of heeft u andere griepverschijnselen? Kom dan niet naar kantoor, maar neem telefonisch contact met ons op om de mogelijkheden te bespreken. Dank voor uw medewerking!

De spelnotaris

21 augustus, 2020

Spelprogramma’s, loterijen en recordpogingen vragen geregeld notarissen om de uitslagen van het spel te controleren. Vaak is IT een belangrijk middel voor het spelverloop. Denk bijvoorbeeld aan het stemmen via sms of telefoon.

Bij de digitale verkiezing voor een nieuwe lijsttrekker van het CDA gebeurde er deze week iets opmerkelijks. Bronnen zeggen dat de echtgenote van kandidaat Pieter Omtzigt dacht op hem te stemmen, maar via het systeem de mededeling kreeg: ‘Dank voor uw stem op Hugo de Jonge.’ Het partijbureau van het CDA bevestigt dit en laat weten dat nog vijf andere leden zich meldden met een soortgelijk verhaal. (Bron: Trouw)

De notaris controleerde vertrouwelijk een aantal stemformulieren en daaruit zou zijn gebleken dat deze leden wel degelijk stemden op de kandidaat die het systeem na afloop noemde.

Veel vragen over de rol van de betrokken notaris. Helaas zal het voor hem niet goed mogelijk zijn zich publiekelijk te verdedigen. Hoe zit het ook al weer? Uitgangspunt is dat de notaris verplicht is dienst te weigeren als medewerking wordt gevraagd aan het vaststellen van door de notaris niet controleerbare feiten. In gevallen waar een computerprogramma wordt gebruikt zal de notaris extra kritisch moeten zijn.

De maatschappelijke b.v.

16 juli, 2020

Een nieuwe wet moet zorgen voor een aparte juridische vorm voor ondernemers die zich inzetten voor sociale doelen. Dat wil het kabinet. Als ondernemingen aan bepaalde eisen voldoen, kunnen ze zich in het Handelsregister inschrijven als maatschappelijke bv (bvm).

Welke ondernemingen komen in aanmerking voor deze nieuwe juridische status? Dat zijn volgens het kabinet maatschappelijke ondernemingen die zich bezighouden met bijvoorbeeld klimaat, zorg, onderwijs en arbeidsparticipatie. ‘Maatschappelijk ondernemerschap is belangrijk en daarom is betere erkenning en herkenning voor dit type ondernemerschap noodzakelijk’, aldus staatssecretaris Mona Keijzer van Economische Zaken en Klimaat.

Naast het invoeren van een aparte juridische vorm wordt de dienstverlening door de overheid aan maatschappelijke ondernemers verbeterd. Ook vindt het kabinet het belangrijk dat de overheid zelf maatschappelijke ondernemingen betrekt in haar inkoop- en aanbestedingsbeleid. Het kabinet streeft ernaar om eind dit jaar een voorontwerp van de wettelijke regeling via het internet in consultatie te brengen.

Negatieve rente derdenrekening

9 juli, 2020

Minister Wopke Hoekstra van Financiën maakt geen uitzondering voor notarissen als het gaat om negatieve rente. Dat blijkt uit de beantwoording van Kamervragen. Sinds dit jaar moeten notarissen bij grote banken negatieve rente op notariële derdengeldenrekeningen betalen.

De minister onderschrijft (pdf) het standpunt van de KNB: de negatieve rente op de derdengeldenrekening mag niet ten laste komen van notarissen. Zij beslissen zelf of en hoe zij omgaan met het geheel of gedeeltelijk doorbelasten van de negatieve rente aan klanten.

Hoekstra zegt begrip te hebben voor het vervelende effect van negatieve rente voor rechthebbenden op het saldo op de notariële derdengeldenrekening. Toch grijpt hij vooralsnog niet in. Hij vindt het onwenselijk en niet proportioneel om enkel notarissen uit te zonderen van negatieve rente. Volgens hem kunnen notarissen zelf in gesprek gaan met hun bank over eventuele andere mogelijkheden voor de tegoeden op de derdengeldenrekening.

Spoedwet i.v.m. het coronavirus

28 april, 2020

Door de zogenaamde ‘spoedwet’ is het mogelijk om een testament of een hypotheekakte te passeren langs audiovisuele weg, als fysiek contact tussen de notaris en de cliënt niet mogelijk is. Daarnaast bevat de spoedwet een tijdelijke voorziening voor vergaderingen en jaarstukken bij rechtspersonen.

De spoedwet heeft terugwerkende kracht tot en met 16 maart 2020. Naar de huidige stand van zaken zal de spoedwet op 1 september 2020 weer vervallen.

Een fysieke algemene vergadering kan worden vervangen door een digitale vergadering

Om de verspreiding van het coronavirus te beperken kan het fysiek bijeenkomen voor een algemene vergadering van leden of aandeelhouders onwenselijk zijn. Hoewel het Burgerlijk Wetboek faciliteiten biedt om via een elektronisch communicatiemiddel deel te nemen aan de algemene vergadering en het stemrecht uit te oefenen, hebben niet alle verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen van deze mogelijkheid gebruik gemaakt in hun statuten. Daarom biedt de spoedwet tijdelijk de mogelijkheid om af te wijken van de wettelijke en statutaire bepalingen. Voor de toekomst adviseert de regering om de statuten te wijzigen (TK 35434, nr 3, blz. 10).

Het bestuur kan bepalen dat de leden/aandeelhouders geen fysieke toegang hebben tot de algemene vergadering onder de voorwaarde dat: – zij deze langs elektronische weg kunnen volgen en – zij in de gelegenheid zijn gesteld om vragen te stellen over agendaonderwerpen. (Bij een Vereniging van Eigenaars kan naast het bestuur de voorzitter deze beslissing nemen.) Verder kan het bestuur bepalen dat het stemrecht slechts door middel van een elektronisch communicatiemiddel kan worden uitgeoefend en/of bepalen dat stemmen die voorafgaand aan de algemene vergadering door middel van een elektronisch communicatiemiddel worden uitgebracht gelijk worden gesteld met stemmen die tijdens de vergadering worden uitgebracht.

Verlenging termijn voor het houden van algemene vergadering en het opstellen van jaarstukken

Het bestuur kan de termijn voor het houden van een algemene vergadering verlengen met ten hoogste vier maanden. Tevens kan het bestuur het opstellen van de jaarrekening verlengen met maximaal vier maanden (in geval van verenigingen en coöperaties) dan wel maximaal vijf maanden (in geval van NV’s en BV’s). De jaarrekening kan dan nog binnen 12 maanden na de balansdatum worden gepubliceerd. In de memorie van toelichting is opgemerkt dat er vooralsnog geen reden is om de termijn van 12 maanden na afloop van het boekjaar waarbinnen de jaarrekening moet worden gepubliceerd, te verlengen (TK 35434, nr 3 blz. 10). Omdat de spoedwet op 1 september 2020 weer vervalt, kunnen bestuurders tot en met 31 augustus 2020 de termijn voor de algemene vergadering en de jaarrekening verlengen. De algemene vergadering moet vóór 1 november 2020 gebeuren (TK 35434, nr 6; vraag 40).

Statutaire bepalingen aangaande het fysiek bijeenkomen van personen zijn niet van toepassing

Statutaire regels over het fysiek bijeenkomen van het bestuur, de raad van commissarissen en de algemene vergadering zijn buiten toepassing verklaard. Dit geldt ook voor de regels die de genoemde bevoegdheden van het bestuur beperken of aan een goedkeuring onderwerpen.

Hoe kunnen we als vereniging een ALV houden?

17 april, 2020

Het bestuur van de vereniging bepaalt of de algemene ledenvergadering (ALV) doorgaat. Veel besturen stellen vanwege het coronavirus de jaarvergadering uit. Maar het kan zijn dat er dringende vragen zijn, zoals het doorbetalen van contributie en het wel of niet laten doorgaan van geplande onderhoudswerkzaamheden. Dan kunt u ervoor kiezen het in gewijzigde vorm toch door te laten gaan. Zo mag er digitaal worden gestemd en kunnen er besluiten buiten de vergadering worden genomen. 

Op dit moment is een noodwet in de maak waarin staat dat de algemene ledenvergadering ook via livestream (audio of video) gehouden mag worden. Voorwaarde is wel dat leden vooraf of tijdens die vergadering vragen kunnen stellen. Lees meer op rijksoverheid.nl.

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/04/08/tijdelijke-wet-covid-19-justitie-en-veiligheid

Spoedwetgeving maakt passeren akte op afstand mogelijk

9 april, 2020

Door de beperkende maatregelen naar aanleiding van de uitbraak van het coronavirus, zoals verplichte thuisisolatie en contactverboden, kan het voorkomen dat iemand niet persoonlijk bij de notaris kan verschijnen en de akte ten overstaan van de notaris kan ondertekenen. Bij een testament kan geen gebruik worden gemaakt van een volmacht. Bij een hypotheekakte vereist de wet een authentieke (notariële) volmacht. Daarom is er een spoedwetsvoorstel ingediend, waarin wordt geregeld dat in deze buitengewone omstandigheden, waarin fysiek contact met de notaris door beperkende maatregelen niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat bezoek in een verpleeghuis niet is toegelaten of men met verkoudheid niet naar buiten mag, de notaris een akte mag verlijden met gebruikmaking van audiovisuele communicatiemiddelen, in plaats van “verschijning in persoon”. Met deze spoedwetgeving wordt buiten twijfel gesteld dat ook akten die tot stand zijn gekomen nadat partijen en eventuele andere personen via een videoverbinding voor de notaris zijn verschenen in deze buitengewone omstandigheden rechtsgeldig zijn, althans, mits ook aan alle andere vereisten (aan de totstandkoming) van een notariële akte is voldaan. De notaris maakt van deze bijzondere wijze van ‘verschijnen’ melding in de akte. Daarbij vermeldt de notaris ook dat ondertekening van de akte niet mogelijk is door de verschijning per videoverbinding. Bij het tot stand komen van een akte langs deze bijzondere wijze, dient de notaris uiteraard alle gebruikelijke zorgvuldigheid in acht te nemen. Zo kan de akte slechts worden gepasseerd als de verbinding goed is en ononderbroken verloopt. Ook dient de notaris ervoor zorg te dragen dat de identiteit van de betreffende persoon via de videoverbinding kan worden vastgesteld en dat er via de videoverbinding een directe communicatie kan plaatsvinden tussen de betreffende persoon en de notaris. En uiteraard houdt de notaris de verantwoordelijkheid om zich er zo goed mogelijk van te vergewissen dat de betreffende persoon zijn of haar wil in onafhankelijkheid aan de notaris kenbaar kan maken, zonder daarbij beïnvloed of onder druk gezet te zijn door één of meer andere personen.

Wij zijn u graag van dienst, ook in deze moeilijke tijd. Kunnen we iets voor u doen, dan horen we het graag!

Corona

16 maart, 2020

Om de verspreiding van het virus tegen te gaan, hebben wij de volgende maatregelen getroffen:

  • Bij neusverkoudheid, hoesten, keelpijn of koorts blijven medewerkers thuis.
  • Ons kantoor is telefonisch en per email bereikbaar.
  • De afspraken om akten te tekenen gaan vooralsnog door.
  • Wij verzoeken u vriendelijk om geen familie/vrienden mee te nemen naar de afspraak. Wij schudden uiteraard geen handen en houden afstand. Wij zullen geen koffie of thee schenken.
  • Als u een afspraak met ons heeft, maar verkouden bent, verzoeken wij u de afspraak te verzetten.
  • Besprekingen vinden slechts telefonisch plaats.
  • Wij verzoeken u vriendelijk om niet zonder afspraak naar kantoor te komen, maar om uw vragen telefonisch of per mail te stellen.
  • Wij vragen verkopers om bij volmacht te tekenen (wij verstrekken de volmacht kosteloos) en wij verzoeken makelaars en tussenpersonen om niet mee naar kantoor te komen bij een overdracht of hypotheekakte.

Gescheiden en jonge kinderen? Maak een echtscheidingstestament!

5 maart, 2020

Als u gescheiden bent en u heeft samen met uw ex-partner één of meer kinderen, dan zijn uw kinderen na de scheiding in principe uw enige erfgenamen. Maar let op: als uw kinderen nog minderjarig zijn, dan worden zij bij de afwikkeling van uw nalatenschap vertegenwoordigd door uw ex-partner. Dat betekent onder meer dat uw ex-partner toegang krijgt tot uw woning en tot uw persoonlijke spullen, en dat uw ex-partner uw nalatenschap namens uw kinderen zal beheren totdat de kinderen 18 jaar zijn.

Ex-partners die dit niet willen, die kunnen een zogenaamd ‘echtscheidingstestament’ maken. Daarin kunnen zij executeur benoemen die de nalatenschap afwikkelt en een bewindvoerder die de erfenis voor de kinderen beheert totdat zij (minimaal) meerderjarig zijn. Het bewind kan ook wat langer worden ingesteld, bijvoorbeeld tot 23 jaar, zodat kinderen niet meteen als zij 18 jaar worden, de erfenis kunnen verbrassen. De executeur en bewindvoerder kunnen dezelfde persoon zijn, bijvoorbeeld een familielid of een goede vriend.

Uw ex-partner heeft op grond van de wet het ‘ouderlijk vruchtgenot’ over het vermogen van diens minderjarige kinderen Dat is recht van een ouder, om het rendement van het vermogen van het kind te genieten. Denk daarbij aan het recht om in de woning van een kind te wonen en om de rente van het spaargeld te nemen. Indien u niet wilt dat uw ex-partner deze rechten krijgt, dan is het van belang om dit recht op ouderlijk vruchtgenot bij testament aan uw ex-partner te ontnemen.

Indien uw kind van u heeft geërfd en daarna zelf ook overlijdt, dan zou uw erfenis via uw kind bij uw ex-partner terecht kunnen komen. Uw ex-partner is immers erfgenaam van het kind.

Denkt u bijvoorbeeld aan de situatie dat uw kind en u samen een dodelijk auto-ongeval krijgen, als gevolg waarvan u eerst komt te overlijden en uw kind kort daarna. Voor die situatie zou u in uw testament een zogenaamde ‘tweetrapsmaking’ kunnen opnemen. Daarin bepaalt u dat wat er bij het overlijden van uw kind nog resteert van uw erfenis, bij het overlijden van het kind zal vererven naar de door u aan te wijzen personen. Dit kunnen uw andere kinderen zijn of uw eigen familieleden.

Wilt u meer weten over een echtscheidingstestament? Neem gerust contact met ons op voor een vrijblijvende afspraak. Wij informeren u graag!

Zukke Zorgen

23 januari, 2020

Op 5 februari a.s. ben ik tussen 19.00 en 21.00 uur te gast in het Radioprogramma Zukke Zorgen (L.O.V.E. Radio) om u bij te praten over het nut van een levenstestament, een testament en schenken. Graag tot dan! Liesbeth Verhagen

Mogelijke beïnvloeding bij het maken van een (levens)testament

23 januari, 2020

In de praktijk merk ik dat oudere mensen het soms prettig vinden om iemand mee te nemen naar de notaris; een kind, een goede vriend, een nicht of neef… Iemand die dichtbij staat en die men vertrouwt. Twee weten immers meer dan één… en het is toch al zo ingewikkeld!

Als het om een algemeen gesprek gaat, bijvoorbeeld om het inwinnen van informatie, dan is dat prima. Maar als oudere mensen een testament of een levenstestament willen opstellen, dan is voorzichtigheid geboden. Ten eerste moet de notaris zorgvuldig handelen bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de (levens)testateur. Ten tweede moet de notaris voldoende waarborgen dat de testateur zijn wil op onafhankelijke wijze – dus zonder beïnvloeding van derden – aan de notaris kan overbrengen.

De notaris dient al het nodige te doen om zich ervan te vergewissen dat de betrokkene bij het vormen en uiten van zijn wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed door (de aanwezigheid van) een derde.

De notaris dient ook oog te hebben voor mogelijke financiële uitbuiting van ouderen. Bij de beoordeling daarvan kan het bijvoorbeeld van belang zijn wie de afspraak heeft gemaakt en of de testateur nog volop in het leven staat; of de testateur zelfstandig naar kantoor is gekomen, ofwel daarbij is begeleid of opgewacht door een derde.

Als er ruzie in de familie is, dan is het belangrijk dat de notaris de testateur onder vier ogen spreekt, zodat de testateur zelf duidelijk kan maken wat hij wil regelen en waarom. Als een toekomstige begunstigde/gemachtigde bij het gesprek of de ondertekening aanwezig zou zijn, dan geeft dat op z’n minst de schijn van beïnvloeding. Dat kan de rechtsgeldigheid van het (levens)testament aantasten en daar is niemand bij gebaat.

eindejaarstips

1 december, 2019

1. Jaarlijks onbelast een bedrag schenken

Ieder jaar mogen er belastingvrije schenkingen plaatsvinden. Bij een schenking aan (klein)kinderen besparen zij later erfbelasting en de schenker verlaagt zijn of haar box 3-vermogen. De vrijstelling voor schenkingen aan kinderen bedraagt in 2019 per kind € 5.428. Voor schenkingen aan kleinkinderen, broers, zussen en anderen bedraagt de vrijstelling € 2.173.

2. Verlagen box 3-vermogen door in 2019 grote uitgaven of beleggingen te doen

Door nog voor het eind van het jaar grote consumptieve uitgaven voor eigen gebruik (zoals auto’s, verbouwingen, zonnepanelen, vakanties, kunstvoorwerpen e.d.) te doen, neemt het in box 3 te belasten vermogen af. Hierdoor kan box 3-heffing worden bespaard. Dit speelt indien een belastingplichtige meer vermogen heeft dan € 30.846 of met partner tezamen meer dan € 61.692.
Onroerende zaken, zoals vakantiehuisjes, zijn wel belast. Het in box 3 belaste vermogen neemt onder meer af door bijvoorbeeld schenkingen te doen (zie tip 1), door te beleggen in erkende groenfondsen (daar geldt een vrijstelling tot € 58.540 en € 117.080 bij partners), door het vooruitbetalen van premies en hypotheekrente over maximaal zes maanden (vooruitbetalen moet met de crediteur worden afgestemd) en door inkomstenbelastingaanslagen voor 1 januari 2020 te betalen.

3. Aflossen kleine schulden (vanwege schuldendrempel)

Is het totaal van alle in box 3 in aanmerking te nemen schulden gering, terwijl het totale vermogen meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen (€ 30.846; voor partners € 61.692), dan kan box 3-heffing worden bespaard door deze schulden nog in 2019 af te lossen. Schulden verminderen pas het in box 3 belaste vermogen wanneer ze meer bedragen dan de niet-aftrekbare drempel van € 3.100 (in geval van partners € 6.200). Als door geringe schulden het bedrag van de drempel niet wordt overschreden, is het zinvol af te lossen zodat het box 3-vermogen afneemt.

4. Aflossen op hypothecaire eigenwoningschuld

Door nog in 2019 extra af te lossen op een hypothecaire schuld voor de eigen woning neemt het in box 3 belaste vermogen af. Omdat de spaarrente momenteel erg laag is, zal aflossen op de eigenwoningschuld voordeliger zijn dan sparen. Op grond van de hypotheekvoorwaarden kan vrijwel altijd minimaal 10% per jaar boetevrij worden afgelost (soms zelfs 20% van het oorspronkelijk geleende bedrag). Bij sommige geldverstrekkers is aflossing in 2019 alleen mogelijk als dit voor 1 december 2019 is/was aangekondigd, maar bij een groot aantal banken is geen aankondiging nodig. Dit dient bij de betreffende bank te worden gevraagd.


5. Besparen box 3-heffing bij koop/verkoop eigen woning rond jaarwisseling

Als de koop van een eigen woning deels met eigen geld wordt betaald, wordt box 3-heffing bespaard indien de notariële levering voor het einde van het jaar plaatsvindt. Wordt een eigen woning verkocht, dan is levering na 31 december 2019 voordeliger indien bij verkoop veel overwaarde wordt gerealiseerd. Deze overwaarde behoort dan op 1 januari 2020 niet tot het in box 3 belaste vermogen.


6. Nog in 2019 dividend uitkeren

In 2020 en 2021 wordt het aanmerkelijkbelangtarief in box 2 verhoogd van 25% naar respectievelijk 26,25% en 26,9%. Om die reden kan worden overwogen een voorgenomen uitkering van dividend nog dit jaar te laten plaatsvinden.


7. Afkoop pensioen in eigen beheer

In eigen beheer opgebouwd pensioen kan alleen dit jaar nog worden afgekocht met een fiscale korting en zonder dat over de afkoop 20% revisierente is verschuldigd. Omdat de (ex-)partner moet instemmen met de afkoop is het zaak dat de (ex-)partner tijdig om toestemming wordt gevraagd.

Erft de koude kant mee?

23 november, 2019

Nieuw huwelijksvermogensrecht

Sinds 1 januari 2018 trouwen echtgenoten niet meer standaard in een algehele gemeenschap van goederen, maar in een zogenaamde beperkte gemeenschap van goederen. Het vermogen dat de echtgenoten bij het begin van hun huwelijk hebben, alsmede en schenkingen en erfenissen die zij voor het huwelijk hebben of tijdens het huwelijk verkrijgen, behoren niet tot die beperkte gemeenschap van goederen en worden dus niet meer automatisch gemeenschappelijk eigendom.

Dit nieuwe huwelijksvermogensrecht is slechts van toepassing op mensen die getrouwd zijn vanaf 1 januari 2018. Voor de mensen die vóór die tijd zijn getrouwd, is niets gewijzigd. Zij zijn en blijven dus in de ‘ouderwetse’ algehele gemeenschap van goederen getrouwd, tenzij zij bij de notaris huwelijksvoorwaarden hebben gemaakt en zelf andere spelregels hebben gemaakt.

Uitsluitingsclausule verleden tijd? 

Tot 1 januari 2018 was de uitsluitingsclausule in testamenten en schenkingsovereenkomsten erg populair. Deze clausule regelde dat de ‘koude kant’ niet meedeelde in schenkingen en erfenissen. “Is het na 1 januari 2018 niet meer nodig om een uitsluitingsclausule op te nemen? Voor kersverse echtgenoten geldt toch automatisch de regel dat schenkingen en erfenissen buiten de gemeenschap vallen?” Die vraag wordt mij vaak gesteld.

Het antwoord op deze vraag is: Nee, het blijft na 1 januari 2018 belangrijk om een uitsluitingsclausule op te nemen. In ieder geval voor ’oude’ huwelijken (gesloten voor 1 januari 2018), maar ook voor stellen die besluiten af te wijken van het wettelijk huwelijksvermogensrecht en in huwelijksvoorwaarden afspreken dat zij een algehele gemeenschap van goederen met elkaar aangaan. 

Insluitingsclausule 

Vanaf 1 januari 2018 kennen we wel een nieuw fenomeen: de insluitingsclausule. Met de insluitingsclausule kan een erflater of schenker aangeven dat schenkingen en erfenissen tóch in de gemeenschap vallen, ook wanneer echtgenoten een beperkte gemeenschap van goederen hebben. In het algemeen wordt zo’n insluitingsclausule dusdanig geformuleerd, dat die alleen effect heeft bij overlijden van de verkrijger en niet bij echtscheiding. Zo’n insluitingsclausule kan worden opgenomen om erfbelasting te besparen bij het overlijden van de verkrijger. Diens partner verkrijgt dan immers een deel van het geërfde vermogen op grond van huwelijksvermogensrecht en niet op grond van erfrecht.

Kortom, uitsluiten -al dan niet in combinatie met insluiten- is en blijft essentieel! 

Wilt u advies over uw testament of overweegt u een schenking te doen? U bent van harte welkom voor een vrijblijvend gesprek.

Liesbeth Verhagen

Schenken op papier

23 september, 2019

Regelmatig krijg ik de vraag van 65+ers hoe zij hun vermogen bij leven kunnen overhevelen aan hun kinderen, zodat zij minder ‘vermogend’ zijn bij eventuele opname in een zorginstelling (in verband met de eigen bijdrage voor zorg) en zodat er bij hun overlijden minder erfbelasting verschuldigd is.

Als de ouders relatief veel liquide middelen hebben, dan kunnen ze daarvan jaarlijks een deel aan kinderen en kleinkinderen schenken. Maar wat als hun vermogen feitelijk  ‘vast’ zit, bijvoorbeeld in een woning of in beleggingen? En wat als de ouders graag de beschikking willen houden over hun vermogen, omdat ze een appeltje voor de dorst willen hebben? Dan kan “schenken op papier” een oplossing zijn.

De ouders leggen dan bij notariële akte vast dat hun kinderen (en kleinkinderen) een bepaald bedrag van hen tegoed hebben. Het is dus eigenlijk een schuldigerkenning. De ouders houden het geschonken bedrag onder zich en bepalen in de akte wanneer de schenking opeisbaar is; bijvoorbeeld bij overlijden van de langstlevende ouder of bij opname van de langstlevende ouder in een niet-particuliere zorginstelling.

Bij een schenking op papier kan – net als bij een gewone schenking – gebruik worden gemaakt van de jaarlijkse schenkingsvrijstellingen. Het op papier geschonken bedrag is bij de ouders als schuld aftrekbaar in box 3. Dat is gunstig bij de berekening van de eigen bijdrage na opname in een zorginstelling. Daartegenover staat dat de schenking bij de kinderen als vordering moet worden opgegeven in box 3. Feitelijk vindt hier dus een verschuiving plaats van de belastingdruk van box 3 van de schenkers naar de begiftigden.

Om de schuldig erkende bedragen bij overlijden van de ouders in aftrek te mogen brengen voor de erfbelasting, is vereist dat de ouders vanaf het moment van de (papieren) schenking totdat de schenking daadwerkelijk wordt betaald, jaarlijks 6% rente aan de kinderen betalen. Stel dat de ouders jaarlijks het vrijgestelde bedrag van ruim € 5.000 per kind schenken op papier, dan is de rentelast het eerste jaar ruim € 300 per kind en het tweede jaar (als inmiddels 2 x € 5.000 = € 10.000 is geschonken), ruim € 600 per kind, enzovoorts.

De renteverplichting wordt soms als een nadeel ervaren, omdat de rente ten koste gaat van de beschikbare liquide middelen van de ouders. Fiscaal gezien is het echter wel een gunstige verplichting; de rentebetaling is immers een ‘gratis’ extra vermogensoverheveling aan de kinderen. Als de jaarlijkse rentelast te groot wordt, dan kan men ervoor kiezen om (tijdelijk) te stoppen met het doen van nieuwe schenkingen. De jaarlijkse renteverplichting blijft dan bestaan, maar loopt niet verder op.

Over het totaal bedrag van de papieren schenkingen hoeft bij overlijden van de ouders geen erfbelasting te worden betaald. De kinderen hebben dat bedrag immers nog tegoed. Dat scheelt 10% tot 20% belasting. Bij grotere vermogens wordt vaak gekozen voor jaarlijkse grotere schenkingen, die nog net binnen de 10% schenkbelasting vallen. Daarover hoeft later dan niet het hogere tarief van 20% erfbelasting te worden betaald. De besparing is dan 10%.

Wilt u weten of een papieren schenking voor u raadzaam is? U bent van harte welkom voor een vrijblijvend gesprek.

Digitale nalatenschap

16 augustus, 2019

Het is aan te raden om te bepalen wat er na uw overlijden gebeurt met uw Facebook, Twitter, LinkedIn en andere online accounts. Wilt u uw profiel verwijderen of wilt u een gedenkpagina? Er zijn verschillende manieren om te voorkomen dat u na uw overlijden digitaal voortleeft.

Social media testament of digitale kluis

De notaris heeft voor uw digitale nalatenschap een social media testament of digitale kluis. Daarin legt u vast:

  • welke online profielen u heeft;
  • uw gebruikersnamen en wachtwoorden;
  • wat er na uw overlijden mee moet gebeuren (verwijderen of een gedenkpagina inrichten) en wie uw ‘social media executeur’ is: een van uw nabestaanden of de notaris.

Lijstje bijhouden

U kunt natuurlijk ook zelf een lijstje bijhouden van alle sites waar u een profiel of account heeft. Bewaar dit op een plek die gemakkelijk vindbaar is voor uw nabestaanden. Uw gebruikersnaam en een bewijsstuk van uw overlijden is voor socialmediadiensten meestal genoeg om uw profiel te verwijderen.

Instellen per platform

Vaak kunt u in een socialmediaplatform instellen wat er na uw overlijden met uw account gebeurt. Bij Google kunt u bijvoorbeeld aangeven wat er met uw gegevens moet gebeuren na een bepaalde periode waarin u niet heeft ingelogd. En bij Facebook kunt u een contactpersoon benoemen voor uw profiel na uw overlijden.

The cloud en betaalde accounts

Let ook op wat er met uw gegevens in ‘the cloud’ gebeurt. Sommige hostingpartijen verwijderen al uw bestanden na uw overlijden. Ook foto’s die misschien van waarde zijn voor uw nabestaanden. Misschien heeft u ook betaalde accounts die elke maand van u incasseren. Of accounts met een tegoed. Maak het uw nabestaanden gemakkelijk om die accounts stop te zetten en het tegoed op te vragen.

Samen verder

25 juli, 2019

Trouwen | Notaris.nl

Wat u kunt vastleggen bij samenwonen, trouwen of geregistreerd partnerschap

Trouwen

Samen verder gaan en trouwen. De meeste mensen in Nederland kiezen hiervoor als ze hun relatie officieel willen maken. Door te trouwen regelt de wet automatisch een aantal zaken voor u.

Wat is trouwen in beperkte gemeenschap van goederen?

Als u trouwt dan doet u dit sinds 1 januari 2018 in beperkte gemeenschap van goederen. Dit betekent kort gezegd dat alle bezittingen en schulden die tijdens het huwelijk ontstaan, van u samen zijn. Uitzonderingen zijn erfenissen en schenkingen die u ontvangt voor en tijdens uw huwelijk. Die blijven van u persoonlijk, tenzij anders is aangegeven. Dit is wettelijk zo geregeld.

Meer over de wet beperkte gemeenschap van goederen

Algehele gemeenschap van goederen vóór 2018

Bent u vóór 2018 getrouwd zonder voorwaarden? Dan was dit in algehele gemeenschap van goederen. De wet die sinds 1 januari 2018 geldt, verandert hier niets aan.

Kabinet past familierecht aan

12 juli, 2019

Kabinet past familierecht aan | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl

Nieuwsbericht | 12-07-2019 | 10:16

Het kabinet neemt maatregelen om het familierecht beter te laten aansluiten bij ontwikkelingen in de samenleving. Er komt een procedure voor draagmoederschap, een register met informatie over de biologische afstamming van kinderen en een regeling voor deelgezag voor opvoeders. Zo wordt ingespeeld op nieuwe gezinsvormen: op een manier die pragmatisch is, bescherming biedt en die problemen voorkomt.

Vergroot afbeelding

Beeld: ©Ministerie van Justitie en Veiligheid / Rutger Rog

Dit blijkt uit een brief die de ministers Dekker (voor Rechtsbescherming) en Van Engelshoven (van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) namens het kabinet vandaag aan beide Kamers hebben gestuurd.

Minister Dekker:

‘Er is veel veranderd de afgelopen jaren. Kijk maar naar de samenstelling van gezinnen, de situaties waarin kinderen opgroeien en de mogelijkheden om een kind te kunnen krijgen. Als overheid moeten we steeds oog hebben voor de positie en het belang van het kind. Het is onze taak om de wetgeving daarop aanpassen.’

Minister Van Engelshoven:

‘Hiermee komen we tegemoet aan de belangen van kinderen en de behoeften van ouders. Ik vind het belangrijk dat het voor iedereen mogelijk is om samen een gezin te vormen.’

Draagmoederschap

Het krijgen van een kind via een draagmoeder is vaak een laatste redmiddel voor stellen waarvan bijvoorbeeld de vrouw geen kind kan dragen en voor homostellen. De draagmoeder kan een bekende zijn, maar ook iemand met wie het stel nog geen band heeft. Op dit moment is er geen regeling voor draagmoederschap waardoor er veel onzekerheid is. Mensen wijken uit naar het buitenland waardoor zij te maken kunnen krijgen met misstanden.

Er komt een regeling die bescherming biedt aan het kind, de draagmoeder en toekomstige ouders. Straks zijn de wensouders vanaf de geboorte van het kind de juridische ouders. Nu is dat nog de draagmoeder. Onder de nieuwe regeling bekijkt de rechter vooraf of aan alle voorwaarden voor draagmoederschap is voldaan. Dit biedt zekerheid over bijvoorbeeld naam en nationaliteit vanaf de geboorte, en op bescherming tegen verkoop van het kind. Ook komen er duidelijkere regels over hoe met buitenlands draagmoederschap wordt omgegaan.

Ieder kind moet kunnen weten waar hij of zij vandaan komt, van wie hij of zij biologisch afstamt. Dat is van belang voor de ontwikkeling van de identiteit van het kind. Of het kind nu is geadopteerd, geboren uit een draagmoeder of verwekt met donorzaad. Deze informatie moet altijd makkelijk te vinden zijn, juist om problemen voor kinderen te voorkomen. Nu zijn deze gegevens soms onvolledig en moeilijk te achterhalen. Daarom komt er één loket waar alle beschikbare informatie over oorsprong op te vragen is.

Deelgezag

Steeds meer kinderen groeien op in nieuwe gezinsvormen, met meer dan twee ouders die voor hen zorgen. Zoals in een samengesteld gezin of een meeroudergezin. Nu is het voor buitenstaanders niet altijd duidelijk wie voor het kind zorgen en wie welke beslissingen mogen nemen. Terwijl dat erg belangrijk is in de jaren dat het kind opgroeit.

Dekker:

‘Zo is het bijvoorbeeld voor een stiefouder soms lastig om informatie van de school te krijgen. Of om met het kind naar de huisarts te gaan. Dit is niet in het belang van het kind. Daarom gaan we deelgezag mogelijk maken voor personen die een belangrijke rol spelen in de verzorging en opvoeding van het kind. Dit biedt een pragmatische oplossing en meer zekerheid voor de band tussen kind en verzorger.’

Nieuw boetebeleid energielabel woningen

9 juli, 2019

Vanaf 3 juli 2019 verandert het boetebeleid bij het energielabel voor woningen. De boetebedragen gaan omlaag. Tegelijkertijd krijgen woningverkopers direct een boete als het energielabel ontbreekt. Voorheen was dat een voorwaardelijke geldstraf. Door een uitspraak van de de Raad van State op 17 oktober 2018 moest het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) het boetebeleid aanpassen. Met ingang van 3 juli 2019 is deze aanpassing van kracht.

Verkopers van woningen moeten bij een transactie een geldig energielabel beschikbaar stellen aan de koper. Ontbreekt het label, dan kan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een ‘last onder dwangsom’ opleggen. Dit is een voorwaardelijke boete die vervalt als de woningeigenaar het energielabel alsnog registreert.

Het voorwaardelijke karakter van deze sanctie verdwijnt. De ILT legt voortaan een bestuurlijke boete op. Hierbij krijgt de verkoper géén mogelijkheid meer om de overtreding achteraf te herstellen.

De rechter bepaalde eerder dat er géén last onder dwangsom opgelegd mag worden als de woning eenmaal is verkocht. Dit omdat de verplichting geldt op het moment van verkoop. Wanneer dat moment voorbij is, kan de verkoper de overtreding niet meer herstellen. Een last onder dwangsom is dan onuitvoerbaar.

De hoogte van de boetes verandert ook. Als het label ontbreekt, kan de ILT voortaan een boete geven van € 170,- aan particulieren en € 340,- aan organisaties. Dit was € 405,- voor iedereen. De reden voor de verlaging is dat de boete voortaan direct wordt opgelegd. Momenteel heeft ruim 90% van de verkopers een energielabel beschikbaar bij de verkoop van de woning.

Partneralimentatie van 12 naar maximaal 5 jaar

4 juni, 2019

21-05-2019

Partneralimentatie gaat niet meer 12 jaar, maar maximaal 5 jaar gelden. De Eerste Kamer nam vandaag het gewijzigde wetsvoorstel herziening partneralimentatie aan. Alleen de christelijke partijen en 50PLUS stemden tegen. Zij vinden de nieuwe regeling nadelig voor ouderen en het is voor hen niet duidelijk waarom de duur van alimentatie verkort moet worden.

Op de termijn van 5 jaar zijn twee wettelijke uitzonderingen: langdurige huwelijken en huwelijken met jonge kinderen. In het eerste geval gaat het om mensen die bijna AOW-gerechtigd zijn. Voor hen kan partneralimentatie maximaal 10 jaar duren. Wie voor nog jonge kinderen zorgt, heeft recht op maximaal 12 jaar partneralimentatie.

Vereenvoudigd
Initiatiefnemers VVD, PvdA en D66 hebben het wetsvoorstel ingrijpend vereenvoudigd. In het oorspronkelijke voorstel van 2015 konden afspraken over partneralimentatie in huwelijkse voorwaarden worden vastgelegd. Door kritiek van de Raad van State hebben de initiatiefnemers dit teruggedraaid. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) heeft bij de indieners nog gepleit voor het wel mogelijk maken van afspraken hierover, maar dit is niet in het wetsvoorstel opgenomen. Bij huwelijkse voorwaarden kan namelijk ook worden afgezien van partnerpensioen.

Evaluatie
In de Eerste Kamer zegde de minister toe dat er een tussentijdse evaluatie komt na 5 jaar, in plaats van de voorgestelde 8 jaar.

______________________________

Vaststelling erfdelen na overlijden

12 april, 2019

17 april 2019

Als ik met een langstlevende echtgenoot aan tafel zit voor de bespreking van een testament of levenstestament, vraag ik altijd of er iets is vastgelegd/geregeld na het overlijden van de echtgenoot. Het antwoord is vaak ontkennend. Het is dan in veel gevallen zeer de moeite waard om alsnog actie te ondernemen. Ik zal u uitleggen waarom.

Als er bij het eerste overlijden geen aangifte erfbelasting gedaan, staat niet vast welk erfdeel de kinderen eigenlijk (‘op papier’) van hun eerste ouder hebben geërfd.

Bij het tweede overlijden doen de kinderen dan vaak een aangifte erfbelasting alsof zij het gehele vermogen van hun langstlevende ouder erven. Dit kan fiscaal erg nadelig zijn.

Een (grof) rekenvoorbeeld: Bij het tweede overlijden is er een huis van 280.000 en een bankrekening van 40.000. Totaal € 320.000. Twee kinderen. De kinderen geven ieder de helft, dus ieder € 160.000. Daarvan is zo’n € 20.000 per kind vrijgesteld, dus € 140.000 per kind belast met erfbelasting. De eerste € 124.000 tegen 10% = € 12.400 erfbelasting. En het restant ad € 16.000 tegen 20% = € 3.200 erfbelasting. De totale erfbelasting per kind: € 15.600, dus voor twee kinderen samen: € 31.200.

Wat zou de situatie zijn als de kinderen kunnen aantonen dat zij bij het eerste overlijden ‘op papier’ al een erfdeel hebben geërfd? Stel, het totale vermogen was ten tijde van het eerste overlijden (net als hiervoor) € 320.000. De eerste nalatenschap bedraagt de helft, dus € 160.000. De langstlevende en de kinderen erven ieder 1/3e deel daarvan, dus € 53.333 per persoon. Omdat de kinderen op hun erfdeel moeten wachten, mag voor de belastingdienst een afwaardering worden toegepast naar de contante waarde. Stel dat de langstlevende ouder 75 jaar is, dan is de contante waarde van de erfdelen van de kinderen 70%, dus 37.333. Vervolgens zetten de kinderen hun vrijstelling in van zo’n € 20.000. Dan is het restant ad € 17.333 belast tegen 10%, derhalve € 1.733 per kind, dus in totaal voor twee kinderen samen € 3.467.

Bij het tweede overlijden laat de langstlevende echtgenoot na: € 320.000 minus een schuld aan haar kinderen van 2 x € 53.333, waar al over afgerekend is. Haar fiscale nalatenschap is dus € 213.333. De kinderen erven ieder de helft, dus € 106.667 per persoon. Daarvan is opnieuw zo’n € 20.000 vrijgesteld, dus € 86.667 is belast met 10% erfbelasting. De erfbelasting bij het tweede overlijden bedraagt dus € 8.667 per kind, dus voor twee kinderen samen: € 17.333.

De erfbelasting bij het eerste overlijden bedroeg in totaal € 3.467. Opgeteld is de erfbelasting over de twee overlijdens samen dan € 20.800.

Het verschil in de totale belasting bedraagt maar liefst € 10.400. Dat is de moeite! Het is verschil zit dus in drie aspecten: 1) De kinderen rekenen bij het eerste overlijden slechts af over de relatief lage contante waarde, terwijl zij later de hogere nominale waarde in aftrek brengen, 2) De kinderen benutten tweemaal hun vrijstelling van ruim €  20.000,- en 3) het lage 10%-tarief wordt tweemaal benut zodat de kans kleiner is om in het 20%-tarief te belanden.

Om de genoemde voordelen te behalen, kunt u een akte van vaststelling erfdelen laten opmaken. Dat kan zelfs jaren na het eerste overlijden alsnog worden gedaan. Dus kom na een overlijden even langs en laat u goed informeren over de fiscale mogelijkheden en de consequenties daarvan. Het is in het algemeen zeer de moeite waard!

Mw. mr. E.M. (Liesbeth) Verhagen

____________________________

Ouderlijke woning alvast op naam van de kinderen?

12 april, 2019

20 februari 2019

In het verleden kozen mensen er regelmatig voor om hun woning al bij leven over te dragen aan de kinderen, onder voorbehoud van vruchtgebruik. Door verschillende wetswijzigingen is deze keuze inmiddels minder aantrekkelijk geworden. Door de recente wijzigingen in de Wet langdurige zorg (Wlz) en de daarmee samenhangende eigen bijdrage voor zorgkosten, wordt nu regelmatig de vraag gesteld of de woning alvast op naam van de kinderen kan worden gezet. Jazeker, dat kan. Maar is dat wel verstandig?

1.    Als één van de ouders is opgenomen in een zorginstelling, terwijl de andere ouder nog thuis woont, is slechts de “lage eigen bijdrage” verschuldigd. De woning valt dan bovendien in Box 1 van de Inkomstenbelasting en telt niet mee voor de vermogenstoets van de Wlz. Bij de berekening van de eigen bijdrage wordt namelijk slechts rekening gehouden met het inkomen uit arbeid en met het inkomen uit sparen en beleggen (Box 3). De eigen woning telt dus niet mee, zolang nog minimaal één gezinslid daarin woont.

2.    Een overdracht van de woning brengt kosten met zich mee: overdrachtsbelasting, mogelijkerwijs schenkbelasting, notariskosten en kadasterkosten. Er moeten voldoende liquide middelen zijn om deze kosten te kunnen betalen en bovendien moeten deze  kosten ‘de moeite waard’ zijn.

3.    Nadat de (blote) eigendom van de woning is overgedragen aan de kinderen, ontvangen de ouders de koopsom, die zij moeten opgeven in Box 3. (Als de kinderen de koopsom niet betalen maar schuldig blijven, dan moeten de ouders hun vorderingsrecht opgeven; dat komt fiscaal op hetzelfde neer.) De ouders zijn vanaf dat moment jaarlijks “box 3 belasting” (vermogensrendementsheffing) verschuldigd over de waarde van de woning. Die belasting zou niet verschuldigd zijn als er geen overdracht van de woning had plaatsgevonden, want dat zou de woning onbelast zijn gebleven in Box 1.

4.    Bij de ouders is de Box 1 woning als het ware omgezet in Box 3 vermogen, bestaande uit een koopsom op de bankrekening ofwel een vorderingsrecht op de kinderen. En het is nu juist dat Box 3 vermogen dat meetelt bij de berekening van de zorgkosten…

5.    In artikel 10 van de Successiewet is een antimisbruik bepaling opgenomen, die ziet op de overdracht van een woning aan de kinderen, onder voorbehoud van een “genotsrecht”, zoals vruchtgebruik. Van zo’n genotsrecht is al snel sprake, als de ouders zelf in de woning blijven wonen. Op grond van artikel 10 wordt de woning dan bij overlijden van de ouders fiscaal alsnog als een erfenis aangemerkt en dan is er door de kinderen erfbelasting verschuldigd over het verschil tussen de waarde van de woning ten tijde van het overlijden en de betaalde koopsom. De toepassing van deze anti-misbruikregel kan slechts worden voorkómen als de ouders minimaal 6% van de waarde aan jaarlijkse huur betalen. Dat is nogal wat.

Gezien het vorenstaande, is het voor de meeste mensen niet meer aantrekkelijk om de woning bij leven over te dragen aan de kinderen. Wat kunt u wel doen? Maak gerust een afspraak via onze receptie.

Mw. mr. E.M. (Liesbeth) Verhagen

_____________________________________

1

Schenkvrijstelling eigen woning

12 april, 2019

Ouders kunnen jaarlijks € 5.428 (cijfers 2019) vrij van schenkbelasting schenken aan een kind. In één kalenderjaar kan dit bedrag worden verhoogd tot € 26.040, mits wordt geschonken aan een kind tussen 18 en 40 jaar. Op deze verhoogde vrijstelling moet in de aangifte voor de schenkbelasting een beroep worden gedaan.

De eenmalige verhoogde vrijstelling kan verder worden verhoogd tot € 54.246, mits het kind de schenking aanwendt voor een dure beroepsopleiding of studie. Indien de schenking wordt gebruikt voor de eigen woning geldt een vrijstelling van € 102.010.

Partners worden voor de berekening van schenkbelasting aangemerkt als één en dezelfde persoon. Schenkingen door ouders binnen één kalenderjaar gedaan, worden aangemerkt als één schenking voor het gezamenlijke bedrag. Dit geldt ook als de ouders gescheiden zijn.

De schenker kan de extra verhoogde schenking voor de eigen woning over drie opeenvolgende jaren spreiden (het is ook mogelijk om alleen in jaar 1 en jaar 3 een schenking te doen). De begiftigde moet het bedrag binnen diezelfde drie jaren ook hebben besteed aan de eigen woning en de begiftigde moet bij iedere schenking én bij iedere besteding tussen 18 en 40 jaar oud zijn.

De begiftigde kan met de schenking een eigen woning verwerven, verbeteren of onderhouden, rechten afkopen, de eigenwoningschuld of restschuld aflossen dan wel een combinatie daarvan. Indien de begiftigde ten tijde van de (eerste) schenking nog geen eigen woning heeft, moet de verwerving daarvan dus plaatsvinden binnen de driejaarsperiode.

Als de schenking schriftelijk wordt vastgelegd, dan kan daaraan de voorwaarde worden verbonden dat de schenking vervalt voor zover het schonken bedrag niet is besteed aan de eigen woning.


De regel dat schenkingen die zijn gedaan binnen 180 dagen voor het overlijden van de schenker, fiscaal gezien als erfenis worden aangemerkt, geldt niet voor de ‘eigen woning schenking’.

Wilt u er meer over weten? Neem gerust contact met ons op!

Mw. mr. E.M. (Liesbeth) Verhagen

Notaris

Notariskantoor Feitsma | Verhagen

De Deimpt 6 Volendam

(0299) 369 511